Meise

Zitting van 15 07 2025

Van 19.30 uur tot 20.15

Aanwezig:

Ilse Spooren, voorzitter;

Gerda Van den Brande, burgemeester;

Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe en Diana Tierens, schepenen;

Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Sofie Van Assche, Viviane Stevens en Karin De Petter, raadsleden;

Caroline De Ridder, algemeen directeur.

Verontschuldigd:

Ella De Neve, schepen;

Roel Anciaux, Billie Kawende en Valère Lauwers, raadsleden;

 

raadslid Sofie Van Assche verlaat de vergadering vanaf punt 8.

raadslid Sofie Van Assche vervoegt de vergadering vanaf punt 13.

raadslid Sonja Maes verlaat de vergadering vanaf punt 15.

raadslid Sonja Maes vervoegt de vergadering vanaf punt 16.

 

Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Goedkeuring notulen

BESLUIT

Artikel 1

De gemeenteraad keurt de notulen van de gemeenteraad van 17 juni 2025 goed.

Met 23 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Sofie Van Assche, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Oprichting gemeenteraadscommissie financiën & intergemeentelijke samenwerking

MOTIVERING

Feiten en context

In het huishoudelijk reglement voor de werking van de gemeenteraad staat opgenomen dat de gemeenteraad de gemeenteraadscommissie financiën en intergemeentelijke samenwerking opricht.

De mandaten in iedere commissie worden door de gemeenteraad verdeeld volgens het systeem Sainte-Laguë.

Dit geeft als resultaat voor negen zetels: N-VA 3, LB+ 2, CD&V+ 1, Vlaams Belang 1, Samen Anders 1, Groen 1.

De vergadering van de commissie budget en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die plaatsvond op 13 mei 2025 met volgende agendapunten:
 1. Toelichting Incovo
 2. Verkiezing voorzitter commissie
 3. Jaarrekening 2024
 4. Varia.

Juridische gronden

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en latere wijzigingen, in het bijzonder artikelen 40 en 41 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

Het huishoudelijk reglement voor de werking van de gemeenteraad, vastgesteld tijdens de gemeenteraad van 21 januari 2025, in het bijzonder artikel 28.

Advies/argumentatie

Volgens het systeem Sainte-Laguë dienen de 9 mandaten voor de gemeenteraadscommissie als volgt te worden verdeeld:

- 3 vertegenwoordigers voor N-VA

- 2 vertegenwoordigers voor LB+

- 1 vertegenwoordiger voor CD&V

- 1 vertegenwoordiger voor Vlaams Belang

- 1 vertegenwoordiger voor Samen anders

- 1 vertegenwoordiger voor Groen.

Financiële gevolgen

Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1

De verdeling van de 9 mandaten voor de gemeenteraadscommissie "Financiën en intergemeentelijke samenwerking" als volgt goed te keuren:

- 3 vertegenwoordigers voor N-VA

- 2 vertegenwoordigers voor LB+

- 1 vertegenwoordiger voor CD&V

- 1 vertegenwoordiger voor Vlaams Belang

- 1 vertegenwoordiger voor Samen anders

- 1 vertegenwoordiger voor Groen.

Artikel 2

De leden van de politieke fracties aan te duiden voor de gemeenteraadscommissie  "Financiën en intergemeentelijke samenwerking":

- Als vertegenwoordigers voor N-VA: Dany Geysels, Viviane Stevens en Frédéric Maes

- Als vertegenwoordigers voor LB+: Jorn Lathouwers en Roger Heyvaert

- Als vertegenwoordiger voor CD&V: Ingrid De Bondt

- Als vertegenwoordiger voor Vlaams Belang: Paul Van Doorslaer

- Als vertegenwoordiger voor Samen anders: Roel Anciaux

- Als vertegenwoordiger voor Groen: Thomas Goethals.

Artikel 3

Roel Anciaux wordt aangeduid als voorzitter van de gemeenteraadscommissie "Financiën en intergemeentelijke samenwerking.

Met 23 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Sofie Van Assche, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddienst Erfgoed Brabantse Kouters - Verlenging projectvereniging, aanpassing statuten en aanpassing financiële bijdrage

MOTIVERING

Context
Gezien de meerwaarde van een intergemeentelijke samenwerking rond bouwkundig erfgoed, landschappelijk erfgoed en archeologie en de complementariteit met de werking van het Regionaal Landschap Brabantse Kouters vzw (RLBK) heeft het RLBK in 2019 het initiatief genomen om samen met 12 gemeenten in de Brabantse Kouters de oprichting van Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddiensten voor te bereiden. 

Het voorstel tot oprichten van een projectvereniging ter bevordering van de intergemeentelijke samenwerking rond onroerend erfgoed in de Brabantse Kouters en het toetreden van de gemeente in de respectievelijke projectvereniging werd goedgekeurd door de gemeenteraad in de zitting van 18 november 2019. Tijdens dezelfde zitting werd ook de opmaak van een aanvraagdossier voor erkenning als Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddienst (IOED) bij de Vlaamse Overheid goedgekeurd.  

De beide projectverenigingen Brabantse Kouters Oost (gemeenten Kraainem, Machelen, Steenokkerzeel, Wezembeek-Oppem, Zaventem en Zemst en de stad Vilvoorde) en Brabantse Kouters West (gemeenten Asse, Grimbergen, Meise, Merchtem en Wemmel) sloten een samenwerkingsovereenkomst af met het Regionaal Landschap Brabantse Kouters vzw (RLBK) voor de uitvoering van de erfgoedwerking door het RLBK. Een erkenning als IOED (en bijhorende Vlaamse financiering) werd tijdens de eerste aanvraagronde in 2020 nog niet verleend door de Vlaamse Overheid, maar op de vergadering van 16 november 2020 beslisten de raden van bestuur van beide projectverenigingen om: 

- Een beperkte erfgoedwerking uit te bouwen in verhouding tot de financiële input vanuit de aangesloten gemeenten.  
- Nauw samen te werken tussen de projectverenigingen Brabantse Kouters West en Brabantse Kouters Oost (gezamenlijke inhoudelijke werking, begroting, vergaderingen). 
- Daarbij volgende inhoudelijke speerpunten voor 2021-2022-2023 naar voor te schuiven: 
 * Herinventarisatie en valorisatie van bouwkundige erfgoed op de Vlaamse Inventaris. 
 * De opmaak van een nieuw aanvraagdossier voor de erkenning als IOED in 2022. 
 * Ondersteuning gemeenten i.k.v. funerair erfgoed. 
 * Onderzoeken mogelijkheden tot samenwerken bij publiekswerking (bv. Open                                 Monumentendag).
- RLBK de opdracht te geven een deeltijdse medewerker aan te werven om deze werking op te starten. Deze medewerker kwam in dienst van het RLBK op 24 mei 2021. 

In 2022 werd een traject doorlopen om de projectverenging Brabantse Kouters West te ontbinden en de betrokken gemeenten (Asse, Grimbergen, Meise, Merchtem en Wemmel) te laten toetreden tot de projectvereniging Brabantse Kouters Oost en de naam van deze laatste te wijzigen in Erfgoed Brabantse Kouters. Bovendien werd ook beslist om vanuit de projectvereniging Erfgoed Brabantse Kouters een nieuwe erkenningsaanvraag als IOED bij de Vlaamse Overheid in te dienen. Dit werd formeel goedgekeurd op de gemeenteraad van 21 november 2022. 

In de loop van 2023 ontving de projectvereniging Erfgoed Brabantse Kouters een Vlaamse erkenning als Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddienst (IOED), met bijhorende Vlaamse cofinanciering voor de jaren 2024-2025-2026 op basis van de samenwerkingsovereenkomst die gesloten werd met Vlaanderen voor dezelfde periode. 

In januari 2026 zal een nieuw dossier bij Vlaanderen (Agentschap Onroerend Erfgoed) ingediend moeten worden voor de verdere subsidiëring van de IOED Erfgoed Brabantse Kouters. Een samenwerkingsovereenkomst met het Agentschap Onroerend Erfgoed wordt dan vervolgens opgemaakt, dit keer voor de periode 2027-2032. Er zijn in dit verband ook enkele wijzigingen in het onroerende erfgoeddecreet en bijhorend besluit die geldig zullen zijn vanaf 2027. De belangrijkste wijziging is de verhoogde financiering van de IOED’s, dit zowel door de Vlaamse Overheid als de bijdragen vanuit de aangesloten gemeenten. 

Feiten
1. Verlenging projectvereniging
Conform artikel 401 van het Decreet op het Lokaal Bestuur werd voor de projectvereniging een maximum termijn vastgesteld van 6 jaar. Deze termijn ving aan op het moment dat de akte ondertekend werd, met name op 6 januari 2020. Deze termijn loopt dus af op 5 januari 2026. Behoudens een verlenging vóór deze datum wordt de projectvereniging Erfgoed Brabantse Kouters dan ontbonden. Indien de IOED zijn dienstverlening aan de gemeenten wil verder zetten, dan moet de projectvereniging verlengd worden. Deze juridische structuur is immers de basis voor de erkenning en subsidiëring als IOED door de Vlaamse Overheid. De verlenging van de projectvereniging werd unaniem goedgekeurd op de bestuursvergadering van de projectvereniging op 6 mei 2025 (zie verslag in bijlage 3), maar dient ook formeel goedgekeurd te worden door de gemeenteraad van elke aangesloten gemeente. Dit dient te gebeuren voor 31 augustus 2025. 

2. Aanpassing statuten (zie bijlage 1) 
In functie van de verplichte wijziging van de financiering conform de Vlaamse regelgeving en om de deelname van gemeenten aan de projectvereniging los te koppelen van de verplichte deelname aan het project IOED werden in hoofdzaak 2 wijzigingen doorgevoerd, die ook zo unaniem goedgekeurd werden op de bestuursvergadering van de projectvereniging op 6 mei 2025.

 a) Actief en passief lidmaatschap 
De statuten van de projectvereniging Erfgoed Brabantse Kouters zijn momenteel zo opgesteld dat een deelname aan de projectvereniging onlosmakelijk verbonden is aan een actieve deelname en bijdrage aan de werking van de IOED. Dit wil zeggen dat indien een gemeente in een volgende beleidsperiode niet meer wil deelnemen aan de werking van de IOED dit betekent dat de projectvereniging ontbonden moet worden en de IOED ophoudt met bestaan. Gezien het inherente risico dat hieraan verbonden is, waarbij de keuze van één gemeente kan leiden tot het wegvallen van de dienstverlening aan de andere gemeenten, is er nood aan een aanpassing van de statuten. De aanpassing maakt mogelijk dat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen actieve leden die via een cofinanciering bijdragen aan de werking van de IOED en slapende leden die geen financiële bijdrage leveren. Hierbij hoort ook een aanpassing dat dan enkel actieve leden stemrecht hebben voor wat inhoudelijke en financiële beslissingen betreft die betrekking hebben op de werking van de IOED. 

 b) Aangepaste financiële verdeelsleutel vanaf 1 januari 2027 
De aanpassingen aan het onroerend erfgoeddecreet en -besluit houden een herziening in van de subsidieregeling voor IOED’s. Vanaf 2027 verhoogt de structurele Vlaamse subsidie naar 120.000 euro per IOED per jaar. Een bijkomende voorwaarde hierbij is dat de gemeenten die lid zijn samen gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst, jaarlijks minstens hetzelfde bedrag (120.000 euro) bijdragen aan de werking van de IOED, bovenop de Vlaamse subsidie. De aanpassingen aan de statuten omvatten de nieuwe financiële regeling zodat de IOED vanaf 1 januari 2027 conform aan deze nieuwe Vlaamse regelgeving kan werken. De bijdragen voor de gemeente voor de periode 2027-2032 zijn opgenomen in de begrotingstabel voor de werking van de IOED (zie bijlage 2). 

Beschikbare stukken
Bijlage 1: Aangepaste statuten van de projectvereniging Erfgoed Brabantse Kouters met aanduiding van de wijzigingen. 
Bijlage 2:  Doorkijk van de begroting voor de nieuwe beleidsperiode van de IOED voor de periode 2027-2032. 
Bijlage 3: Verslag van de raad van bestuur van de projectvereniging Erfgoed Brabantse Kouters van 6 mei 2025. 

Juridische gronden
Volgende decreten en besluiten zijn van toepassing op deze beslissing: 
- Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, in het bijzonder Afd. 2 art. 404. 
- Het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, in het bijzonder Art. 10.1.10. 
- De statuten van Erfgoed Brabantse Kouters zoals goedgekeurd op de gemeenteraad van 21 november 2022. 

Advies/argumentatie
Dit besluit is essentieel om de bestaande werking van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst (IOED) Erfgoed Brabantse Kouters verder te zetten en de dienstverlening van de IOED voor de gemeente en de regio te behouden. Het draagt bij aan de realisatie van het gemeentelijk erfgoedbeleid. De bijkomende financiering zal in hoofdzaak ingezet worden om een bijkomende halftijdse expert bouwkundig erfgoed aan te werven die bovenop de bestaande dienstverlening advies en ondersteuning kan verlenen voor het beheer van het eigen erfgoedpatrimonium van de gemeente en de aanvragen van derden bij de gemeente voor wijzigingen aan erfgoedpatrimonium i.k.v. van omgevingsvergunningen. 

Financiële gevolgen
De noodzakelijke kredieten voor deze uitgave worden voorzien op budgetsleutel GE/61411000/01100 - Lidgelden.

De financieel directeur verleende op 4 juni 2025 een visum met nummer CBS2025030.

- Dit besluit houdt een verhoging in van het financieel engagement van de gemeente vanaf 2027 conform de meerjarenbegroting voor de IOED in bijlage 2.  
- De meerjarige financiële verbintenis vanuit de gemeente zoals beschreven in artikel 20 van de statuten die geldig is tot en met werkingsjaar 2026 werd reeds goedgekeurd op de vergadering van de gemeenteraad van 18 november 2019.
- De gemeentebesturen cofinancieren de projectvereniging tot en met 2026 via een jaarlijkse subsidie die bestaat uit een vast basisbedrag van 2.500 euro en een variabele bijdrage op basis van het aantal inwoners. Elk gemeentebestuur betaalt voor de variabele bijdrage 0.11 euro per inwoner. Het bevolkingscijfer wordt vastgesteld aan de hand van de jongste gepubliceerde officiële statistieken van de overheid. Het volledige subsidiebedrag wordt jaarlijks aangepast volgens de gezondheidsindex met als referentie de index op het moment van oprichting van de projectvereniging. De bijdragen worden jaarlijks aangepast op basis van de bevolkingscijfers volgens Statbel en geïndexeerd volgens de gezondheidsindex. De referentie voor indexering is de oprichtingsdatum van de IOED. 
- Om te kunnen voldoen aan het nieuwe Vlaamse subsisidiereglement voor IOED’s zoals vooropgesteld in het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, Art. 10.1.10., moet de gezamenlijke gemeentelijke bijdrage verhoogd worden tot deze gelijk is aan de verhoogde subsidie van Vlaanderen (€ 120.000). Er wordt aan de gemeentebesturen een verhoging van de cofinanciering van de projectvereniging gevraagd vanaf 2027. Deze bestaat uit een vast basisbedrag van 4.000 euro en een variabele bijdrage op basis van het aantal inwoners. Elk gemeentebestuur betaalt voor de variabele bijdrage 0.17 euro per inwoner. Het bevolkingscijfer wordt vastgesteld aan de hand van de jongste gepubliceerde officiële statistieken van de overheid. Het volledige subsidiebedrag wordt jaarlijks aangepast volgens de gezondheidsindex met als referentie de index op het moment van oprichting van de projectvereniging. De bijdragen worden jaarlijks aangepast op basis van de bevolkingscijfers volgens Statbel en geïndexeerd volgens de gezondheidsindex. De referentie voor indexering is de oprichtingsdatum van de IOED (6 januari 2020).

BESLUIT

Artikel 1
De projectvereniging Erfgoed Brabantse Kouters na de huidige looptijd (met einde 5 januari 2026) voor de maximale periode van zes jaar te verlengen tot en met 5 januari 2032.

Artikel 2
De aanpassingen van de statuten van de projectvereniging Erfgoed Brabantse Kouters goed te keuren. 

Artikel 3
De financiële bijdragen voor de projectvereniging Erfgoed Brabantse Kouters i.f.v. van de werking van de IOED voor de periode 2027-2032 te voorzien in het meerjarenplan.

Met 23 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Sofie Van Assche, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Wijziging van de politieverordening betreffende de beperkte snelheidsovertredingen - GAS 5 - reglement

MOTIVERING

Feiten en context
De gemeenteraad stelde in zitting van 2 september 2024 de politieverordening betreffende de beperkte snelheidsovertredingen - GAS 5 reglement vast.

Op 27 mei 2025 ontvingen we het schrijven vanuit de brandweerzone Vlaams-Brabant West waarin de zonecommandant verzoekt tot vrijstelling van GAS 5- boetes voor prioritaire interventies van de brandweer.

De korpschef van de politiezone K-L-M bevestigde op 8 juni 2025 dat inzake de vrijstelling voor prioritaire voertuigen er in het kader van de strafrechtelijke behandeling van de snelheidsovertreding een omzendbrief van de procureur-generaal en een omzendbrief van de procureur des Konings Halle-Vilvoorde is die zorgt voor een vrijstelling indien het prioritair voertuig geflitst wordt tijdens een prioritaire opdracht. De snelheidsovertreding moet hebben plaatsgevonden op het moment dat het geluidstoestel en zwaailicht op stonden. De terminologie "Prioritaire Opdrachten" is hierbij essentieel. Het kan niet dat iemand van politie of brandweer tijdens een gewone administratieve verplaatsing anders zou berecht worden dan een gewone burger. 

Juridische gronden
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikelen 40 en 41 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

De wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 29quater.

De wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en latere wijzigingen.

Het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement van de politie op het wegverkeer en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 3.

Het koninklijk besluit van 21 december 2013 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden betreffende het register van de gemeentelijke administratieve sancties ingevoerd bij artikel 44 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.

De omzendbrief COL 16/2006 van 6 september 2006 van de procureurs-generaal betreffende de vaststellings- en vervolgingsbeleid inzake verkeersmisdrijven gepleegd door bestuurders van prioritaire voertuigen in opdracht.

De collegebeslissing van 21 oktober 2021 betreffende het principieel akkoord voor de invoering van trajectcontroles op het grondgebied en vaststelling van de geselecteerde trajecten voor het haalbaarheidsonderzoek van 'Trajectcontrole as a Service'.

Het zonaal politiereglement, vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 21 oktober 2024 en gepubliceerd op de website op 24 oktober 2024.

De politieverordening betreffende beperkte snelheidsovertredingen - GAS 5 reglement, vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 17 oktober 2022, gewijzigd in gemeenteraadszittingen van 16 oktober 2023 en 2 september 2024 en gepubliceerd op de gemeentelijke website op 10 september 2024.

De samenwerkingsovereenkomst met Haviland betreffende de aanstelling van sanctionerende ambtenaren voor GAS 5, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 17 oktober 2022.

Advies/argumentatie
Gunstig advies om onderstaande bepaling op te nemen in het GAS 5-reglement:

De bepalingen van dit reglement zijn niet van toepassing op snelheidsovertredingen begaan door  voertuigen die op het ogenblik van de vaststelling een prioritair karakter hebben overeenkomstig artikel 37 van het Koninklijk Besluit van 1 december 1975 betreffende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.

Evenmin zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing op voertuigen die ingezet worden voor dringende opdrachten van openbare dienstverlening bij noodsituaties (bv. bij een gemeentelijke fase).

De uitzonderingen zijn slechts van toepassing indien de betrokken voertuigen duidelijk herkenbaar zijn als zodanig (bijvoorbeeld via signalisatie, kenteken of toelatingsdocument) en de snelheidsovertreding plaatsvond in het kader van de uitvoering van hun opdracht.

In geval van betwisting dient de houder van het voertuig het bewijs te leveren van de toepasselijkheid van één van de uitzonderingen.

Financiële gevolgen
Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1
Het GAS 5-reglement wordt gewijzigd zoals aangeduid in de bijgevoegde bijlage 'rood-groenversie', waarbij de groene tekst wordt toegevoegd.

Artikel 2
Het gecoördineerde reglement wordt bekendgemaakt en treedt in voege overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 23 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Sofie Van Assche, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

GECORO - vaststellen van het aantal deskundigen en de maatschappelijke geledingen

MOTIVERING

Feiten en context
De gemeenteraad stelt de maatschappelijke geledingen, het aantal deskundigen en de profielbeschrijving van de leden van de gemeentelijk commissie voor ruimtelijke ordening (hierna GECORO) vast. Gezien de legislatuurwissel op 3 december 2024 wordt de GECORO opnieuw samengesteld.

Juridische gronden

        Artikel 1.3.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad omtrent de samenstelling van de GECORO.

        Besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 tot vaststelling van een deontologische code voor de leden van de provinciale en gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening.

        Besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 tot vaststelling van de nadere regels voor de samenstelling, organisatie en werkwijze van de GECORO.

        Artikel 304 § 3 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 betreffende het quotum dat ten hoogste twee derde van de leden van de raden en de overlegstructuren van hetzelfde geslacht is.

Advies/argumentatie
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna VCRO) heeft de GECORO een belangrijke adviestaak meegegeven in het kader van het gemeentelijk ruimtelijk beleid, met name bij de totstandkoming van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, de gemeentelijke uitvoeringsplannen (RUP's) en de gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen.

De GECORO kan ook op eigen initiatief binnen haar materiële en territoriale bevoegdheid steeds adviezen formuleren, opmerkingen maken en voorstellen doen over projecten en ontwerpvoorstellen.

Van deze commissie worden technische adviezen verwacht, die moeten worden gedragen vanuit de gemeenschappelijke, ruimtelijk relevante invalshoeken, waardoor de samenstelling van dit orgaan enerzijds en de deskundigheid anderzijds een duidelijke noodzaak is.

De samenstelling van de GECORO is afhankelijk van het aantal inwoners in de gemeente, wat voor Meise concreet betekent:

        minimum 9 en maximum 13 leden, waaronder de voorzitter en de ondervoorzitter.

        minimum ¼ van het totaal aantal leden zijn deskundigen inzake ruimtelijke ordening.

        de overige leden zijn vertegenwoordigers uit minstens 4 verschillende maatschappelijke geledingen.

        een vaste secretaris.

De GECORO is geen politiek orgaan waardoor noch leden van de gemeenteraad, noch leden van het schepencollege mogen fungeren als effectief lid van deze commissie. Bij de vergaderingen dient echter wel één vertegenwoordiger van elke politieke fractie te worden uitgenodigd wat hen de mogelijkheid biedt te kunnen deelnemen aan de besprekingen maar niet aan de besluitvorming.

Ten hoogste 2/3 van de leden van de GECORO is van hetzelfde geslacht.

Het valt onder de bevoegdheid van de gemeenteraad om de verschillende representatieve maatschappelijke geledingen binnen de GECORO aan te duiden.

Rekening houdende met het landelijk buitengebied in het noorden en de toenemende verstedelijking in het zuiden van de gemeente, dienen volgende maatschappelijke geledingen vertegenwoordigd te worden binnen de GECORO:

        de maatschappelijke geleding  voor milieu en natuur

        de maatschappelijke geleding voor de werkgevers, zelfstandigen en handelaars

        de maatschappelijke geleding voor landbouw

        de maatschappelijke geleding voor cultuur

        de maatschappelijke geleding voor jeugd

        de maatschappelijke geleding voor senioren

        de maatschappelijke geleding  voor sport

        de maatschappelijke geleding voor erfgoed.

Gelet op de deskundigheid die wordt verwacht van deze commissie is het aangewezen een maximum aantal deskundigen te vertegenwoordigen in deze commissie, zijnde 4.

De samenstelling van de GECORO wordt hiermee op 12 effectieve leden gebracht.

Voor zowel elk deskundig lid als het lid dat een maatschappelijke geleding vertegenwoordigt, wordt een plaatsvervangend lid aangeduid. Voorts wordt er nog een secretaris aangeduid. Tot slot wordt door elke politieke fractie een vertegenwoordiger aangeduid die de GECORO bijeenkomsten mag bijwonen.

Het is aangewezen een openbare oproep betreffende de samenstelling van de GECORO te publiceren in het gemeentelijk informatieblad, op de gemeentelijke website en via de officiële sociale media kanalen.

De kandidatuurstelling verloopt als volgt:

        Elke kandidaat geeft aan of hij zich kandidaat stelt als deskundige, dan wel als vertegenwoordiger van een maatschappelijke geleding.

        De kandidaat-deskundige levert een korte motivatietekst aan waaruit blijkt dat hij aan de volgende profielomschrijving voldoet:

        Korte beschrijving van het curriculum vitae waaruit de deskundigheid blijkt.

       Voeling hebben met wat in de gemeente leeft.

       Voldoende onafhankelijk zijn, zowel van politiek als van drukkingsgroepen.

       Minstens vertrouwd zijn met de ruimtelijke ordening of bereid zijn zich ermee vertrouwd te maken.

       Beroepsmatig geen (vastgoed)-belangen hebben of nastreven in de gemeente.

       Voldoende competent zijn om ambtelijke rapporten op een korte termijn door te nemen, om zich een inhoudelijk beeld te vormen van een bepaalde ruimtelijke problematiek, en om er daarna over te vergaderen en tot een advies te komen dat in overeenstemming is met de reglementering.

       Communicatievaardig, luisterbereidheid.

       Beseffen dat ruimte beperkt en schaars is.

        De kandidaat vertegenwoordiger voor een maatschappelijke geleding levert een korte motivatietekst aan waaruit blijkt dat hij aan de volgende profielomschrijving voldoet:

        Korte beschrijving welke band of link hij/zij heeft met de maatschappelijke geleding die hij/zij wenst te vertegenwoordigen (lid van een bepaalde vereniging, club, vzw, werkingsgroep, vrijwilligersorganisatie, ...).

        Voeling hebben met wat in de gemeente leeft.

       Voldoende onafhankelijk zijn, zowel van politiek als van drukkingsgroepen.

       Minstens vertrouwd zijn met de ruimtelijke ordening of bereid zijn zich ermee vertrouwd te maken.

       Beroepsmatig geen (vastgoed)-belangen hebben of nastreven in de gemeente.

       Voldoende competent zijn om ambtelijke rapporten op een korte termijn door te nemen, om zich een inhoudelijk beeld te vormen van een bepaalde ruimtelijke problematiek, en om er daarna over te vergaderen en tot een advies te komen dat in overeenstemming is met de reglementering.

       Communicatievaardig, luisterbereidheid.

       Beseffen dat ruimte beperkt en schaars is.

De gemeenteraad zal uit de voorgedragen kandidaten op basis van de voorgelegde titels en verdiensten een gemotiveerde keuze maken en kan overgaan tot de benoeming van de voorzitter, de ondervoorzitter, de effectieve leden, de plaatsvervangers en de vaste secretaris van de GECORO.

Voor de maatschappelijke geledingen die op het grondgebied door een verkozen raad worden vertegenwoordigd, zal voorafgaand aan de samenstelling van de GECORO aan de betrokken raad worden gevraagd een advies te formuleren betreffende de voor te dragen kandidaten, komende uit alle ingezonden kandidaturen voor de betrokken maatschappelijke geleding.

 

Financiële gevolgen

Het krediet is voorzien in het budget 2025.

Budgetsleutel

Actie

Initieel budget

Beschikbaar budget

GE/2025/61500000/06000

Ereloon en vergoedingen consultancy en andere vergoedingen: zitpenningen Gecoro

 

€ 35 000,00

€ 23 429,89

BESLUIT

Artikel 1
Het besluit van de gemeenteraad van 18 maart 2019  houdende de aanduiding van de maatschappelijke geledingen en het aantal deskundigen voor de GECORO wordt opgeheven.

Artikel 2
De gemeenteraad geeft vorm aan de samenstelling van de GECORO.

Artikel 3
De GECORO zal bestaan uit in het totaal 12 leden en 1 secretaris. De samenstelling binnen deze commissie zal verzekerd worden door 4 deskundigen en 1 vertegenwoordiger voor de volgende 8 maatschappelijke geledingen:

        milieu en natuur

        werkgevers, zelfstandigen en handelaars

        landbouw

        cultuur

        erfgoed

        sport

        jeugd

        senioren.

Artikel 4
De kandidatuurstelling verloopt zoals hieronder aangegeven:

        Elke kandidaat geeft aan of hij zich kandidaat stelt als deskundige, dan wel als vertegenwoordiger van een maatschappelijke geleding.

        De kandidaat-deskundige levert een korte motivatietekst waaruit blijkt dat hij aan de volgende profielomschrijving voldoet:

        Korte beschrijving van het curriculum vitae waaruit de deskundigheid blijkt.

       Voeling hebben met wat in de gemeente leeft.

       Voldoende onafhankelijk zijn, zowel van politiek als van drukkingsgroepen.

       Minstens vertrouwd zijn met de ruimtelijke ordening of bereid zijn zich ermee vertrouwd te maken.

       Beroepsmatig geen (vastgoed)-belangen hebben of nastreven in de gemeente.

       Voldoende competent zijn om ambtelijke rapporten op een korte termijn door te nemen, om zich een inhoudelijk beeld te vormen van een bepaalde ruimtelijke problematiek, en om er daarna over te vergaderen en tot een advies te komen dat in overeenstemming is met de reglementering.

       Communicatievaardig, luisterbereidheid.

       Beseffen dat ruimte beperkt en schaars is.

        De kandidaat vertegenwoordiger voor een maatschappelijke geleding levert een korte motivatietekst aan waaruit blijkt dat hij aan de volgende profielomschrijving voldoet:

        Korte beschrijving welke band of link hij/zij heeft met de maatschappelijke geleding die hij/zij wenst te vertegenwoordigen (lid van een bepaalde vereniging, club, vzw, werkingsgroep, vrijwilligersorganisatie, ...).

        Voeling hebben met wat in de gemeente leeft.

       Voldoende onafhankelijk zijn, zowel van politiek als van drukkingsgroepen.

       Minstens vertrouwd zijn met de ruimtelijke ordening of bereid zijn zich ermee vertrouwd te maken.

       Beroepsmatig geen (vastgoed)-belangen hebben of nastreven in de gemeente.

       Voldoende competent zijn om ambtelijke rapporten op een korte termijn door te nemen, om zich een inhoudelijk beeld te vormen van een bepaalde ruimtelijke problematiek, en om er daarna over te vergaderen en tot een advies te komen dat in overeenstemming is met de reglementering.

       Communicatievaardig, luisterbereidheid.

       Beseffen dat ruimte beperkt en schaars is.

Artikel 5
Voor de maatschappelijke geledingen die op het grondgebied door een verkozen raad worden vertegenwoordigd, zal voorafgaand aan de samenstelling van de GECORO aan de betrokken raad worden gevraagd een niet bindend advies te formuleren betreffende de voor te dragen kandidaten, komende uit alle ingezonden kandidaturen voor de betrokken maatschappelijke geleding.

Artikel 6
De gemeenteraad kan uit de ingezonden en voorgedragen kandidaten een gemotiveerde keuze maken en kan overgaan tot de benoeming van de voorzitter, de ondervoorzitter, de effectieve leden, de plaatsvervangers en de vaste secretaris van de GECORO.

Artikel 7
De kandidaten worden gezamenlijk opgeroepen door publicatie in het gemeentelijk informatieblad, op de gemeentelijke website en via de officiële sociale media kanalen.

Met 23 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Sofie Van Assche, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Voorlopige vaststelling tot gedeeltelijke vrijgave woonreservegebied omwille van een historisch bebouwd perceel in een ruimtelijk afzonderbaar onderdeel – Hasseltbergstraat 19

MOTIVERING

Feiten en context
Het college van burgemeester en schepenen ontving op 24 juni 2024 een verzoek van een zakelijk gerechtigde tot vrijgave van een perceel in woonreservegebied.

De aanvraag heeft betrekking op het perceel met als adres Hasseltbergstraat 19, kadastraal gekend als afdeling 1 sectie F nummer 46S.

Op 3 december 2024 vond een overleg tot vrijgave plaats in het Administratief Centrum te Wolvertem. Het verslag werd als bijlage toegevoegd aan deze beslissing.

Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag verder onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het uitvoeringsbesluit over de nadere regels voor aanvragen over de vrijgave van woonreservegebieden en de facq van het departement Omgeving met toelichting en antwoord op veel gestelde vragen betreffende de toepassing van de nieuwe decretale regeling voor woonreservegebieden.

Op 21 januari 2025 besloot de gemeenteraad tot de gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied voor het perceel (afdeling 1 sectie F nummer 46S).

Aangezien het onderzoek tot milieueffectenrapportage niet werd opgenomen in het gemeenteraadsbesluit van 21 januari 2025  en de beslissing van het Team Omgevingseffecten tot ontheffing van de plan-MER ontbrak, dient de gemeenteraad zijn besluitvorming van 21 januari 2025 houdende de gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied voor het desbetreffend perceel te hernemen.

Juridische gronden

        Het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) van 5 april 1995 en latere wijzigingen, in het bijzonder hoofdstuk II betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s.

        Het decreet Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en latere wijzigingen, in het bijzonder de artikelen 5.6.10 tot en met 5.6.15 met betrekking tot de woonreservegebieden.

        Het decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 23 mei 2023 betreffende de woonreservegebieden (Decreet Woonreservegebieden DWRG).

        Het besluit van de Vlaamse regering van 23 september 1997 houdende de definitieve vaststelling van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 en 17 december 2010 houdende de definitieve vaststelling van een herziening van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen.

        Het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels voor aanvragen, adviezen en beslissingen over de vrijgave van woonreservegebieden van 15 september 2023.

        Het gemeentelijk structuurplan Meise, goedgekeurd bij besluit van de deputatie van 4 januari 2007, zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 januari 2007.

        Het provinciaal Beleidsplan Ruimte Vlaams-Brabant, definitief vastgesteld door de provincieraad op 19 september 2023.

Advies/argumentatie
Planningscontext

        Volgens het vastgestelde gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse situeert de aanvraag zich in de rechterhoek aan de straatzijde voor een uiterst klein gedeelte in het woongebied met landelijk karakter en voor het overige gedeelte volledig in het woonuitbreidingsgebied.
In deze zone gelden de stedenbouwkundige voorschriften van artikel 5.1. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen.
De woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven.
De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor.

        Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan.

        Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg.

        Het eigendom is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.

        Het eigendom is niet getroffen door een rooilijn.

Historiek
Stedenbouwkundige vergunningen
Op 8 augustus 1964 werd een stedenbouwkundige vergunning verkregen voor het bouwen van een villa. (intern nummer 1964/0063)

Omgevingsvergunningen
Er is een omgevingsaanvraag lopende voor het herbouwen van een door een vreemde oorzaak gedeeltelijk vernielde zonevreemde eengezinswoning bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. (intern nummer VS2023/151)

Beschrijving van de omgeving
De site is gelegen in de Hasseltbergstraat, een relatief smalle straat in asfalt die de verbinding maakt tussen de Kardinaal Sterckxlaan en de Sint-Elooiweg. Deze laatste weg loopt ongeveer evenwijdig aan de Nieuwelaan.

De site is gelegen binnen het woonuitbreidingsgebied Manke Vos, ten noordwesten van de dorpskern van Meise. Het woonuitbreidingsgebied is reeds gedeeltelijk ingevuld met woningen. Het gebied kent een duidelijk waarneembaar reliëf. De omgeving heeft een residentieel karakter met in hoofdzaak eengezinswoningen zowel in gesloten, halfopen als open verband. De aanpalende percelen zijn bebouwd met vrijstaande eengezinswoningen. Het straatbeeld wordt gekenmerkt door groene ingerichte voortuinen.

Beschrijving van de aanvraag
Het goed was bebouwd met een eengezinswoning in open verband.

De aanvraag beoogt een vrijgave van het woonreservegebied beperkt tot het perceel van de aanvraag met het oog op de bebouwing met een vrijstaande eengezinswoning met 2 bouwlagen en met een bouwdiepte van 13m, afgewerkt met een plat dak. De inplanting wordt voorzien op minimum 3m van de zijdelingse perceelsgrenzen en met een voorbouwlijn afgestemd op die van de naburige bebouwde percelen.

De aanvraag behelst een bijzondere situatie in die zin dat het perceel sinds 1964 bebouwd was met een vergunde doch zonevreemd gelegen woning, die echter volgens de aanvrager is ingestort tijdens verbouwingswerken in het voorjaar van 2023. De woning werd vervolgens grotendeels afgebroken, met uitzondering van de nieuw gegoten vloerplaat en enkele muren van de oorspronkelijke inpandige garage.

Onderzoek tot milieueffectenrapportage (screening)
De aanvraag heeft betrekking op de vrijgave van een kleinschalig ruimtelijk afzonderbaar onderdeel binnen de bebouwde rand van een woonreservegebied aan een uitgeruste weg. Het programma is dermate beperkt tot één individueel woongebouw met de verweving van functiemogelijkheden overeenkomstig de geldende gewestplanvoorschriften voor woongebied. De schaalgrootte van het programma is beperkt tot een individuele woning binnen een bestaande aangesneden residentiële omgeving en komt niet voor op de lijst van bijlage III van het project-MERbesluit, meer bepaald rubriek 10b. De aanvraag omvat een MER-screening.

De locatie Hasseltbergstraat 19 te Meise, met als Capakey 23050F0046/00S000, stroomt af naar de Molenbeek (B6013), onbevaarbare waterloop van tweede categorie, die beheerd wordt door de dienst waterlopen van de provincie Vlaams-Brabant. Het perceel ligt volgens de kaarten met overstromingsgevoelige gebieden niet in een pluviaal en/of fluviaal overstromingsgevoelig gebied met een kleine tot middelgrote overstromingskans.
Er zal een beperkte vrije ruimte ingenomen worden door bebouwing en verharding wat minder plaats geeft aan water om natuurlijk te infiltreren en af te stromen. Het schadelijk effect wordt voorkomen, beperkt, gecompenseerd met de voorwaarde tot verplichte toepassing van de gewestelijke hemelwaterverordening en de provinciale verordening inzake de afvoer van hemelwater. De doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid kunnen worden gewaarborgd. Er worden  geen aanzienlijke effecten op het watersysteem verwacht.

Het perceel is op de bodemkaart gesitueerd middenin een gebied met droge leembodem. Gezien er door de vrijgave van het woonreservegebied een woning op het perceel zal kunnen worden opgericht zoals tot voor kort op het perceel stond, kan worden verondersteld dat er zich geen aanzienlijke effecten zullen voordoen op het vlak van bodemverontreiniging. 

De aanvraag is gelegen op ruime afstand van natuurwaarden. Bijgevolg worden er geen significante effecten verwacht op natuurwaarden in de omgeving.

De aanvraag betreft een enkel perceel dat door de vrijgave zal geschikt worden voor de bebouwing met een woongebouw en verweving van beperkte nevenfunctie(s) verwant aan het wonen. Rekening houdende met de kenmerken van het perceel (oppervlakte) en de inpassing van de nieuwbouw in de bestaande bebouwde residentiële omgeving wordt de omvang en schaalgrootte van deze vrijgave beperkt tot een individueel woongebouw met mogelijks een complementaire functie. Er zal slechts een beperkte hoeveelheid bijkomende verkeersbewegingen kunnen worden veroorzaakt. De site is goed ontsloten zodat er geen aanzienlijke effecten worden verwacht met betrekking tot mobiliteit of verkeershinder.

De aanvraag werd getoetst aan de criteria van de bijlage van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (DABM). Er wordt geoordeeld dat in het licht van de kenmerken van het programma, de plaatselijke omstandigheden en de kenmerken van zijn potentiële effecten er geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn zodat bijgevolg het project niet MER-plichtig is.
Op 18/06/2025 werd de definitieve plan-MER-screening door het Team Omgevingseffecten goedgekeurd en ontheven van de plan-MER plicht.

Adviezen

        Op 14 november 2024 verleende de Deputatie een gunstig advies. Dit advies luidt als volgt:
"De vraag tot het opstarten van de vrijgaveprocedure voor het perceel aan de Hasseltbergstraat 19, gelegen in het woonuitbreidingsgebied ‘Manke Vos’ te Meise, gunstig te adviseren onder voorbehoud van afronding van de lopende vergunningsprocedure, overwegende dat een vrijgave in overeenstemming is met het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Meise en dat het gaat over een samenhangend en ruimtelijk afzonderbaar onderdeel en dus conform is aan artikel 5.6.11, §2, Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. "

        Op 3 december 2024 verleende het Departement Omgeving een ongunstig advies. Dit advies luidt als volgt:
"Er kan geconcludeerd worden dat voorliggende aanvraag niet voldoet aan de decretale randvoorwaarden en vormvereisten zoals bepaald in artikel 5.6.11 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). De voorliggende aanvraag voorziet immers in de ontwikkeling van één kadastraal perceel, enkel ten behoeve van een private woning, en voorziet geen gedeelde voorzieningen. Er wordt geen vermenging van functies nagestreefd. Bijkomend kan niet ontegensprekelijk worden vastgesteld dat de aanvraag enerzijds betrekking heeft op een samenhangend en ruimtelijk afzonderbaar onderdeel van het woonreservegebied en anderzijds in overeenstemming is met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS). Om die redenen maakt het Departement Omgeving bezwaar tegen voorliggend initiatief tot gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied ter hoogte van de Hasseltbergweg 19 in Meise. "

        Op 10 december 2024 verleende de gemeentelijke omgevingsambtenaar een ongunstig advies. Dit advies luidt als volgt:
Er dient een ongunstig advies te worden verleend gezien de aanvraag de decretale toets niet doorstaat zoals bepaald in artikel 5.6.11 van de VCRO maar het betreft hier een uiterst uitzonderlijk geval. Dit is onder andere de reden waarom de adviezen van het Departement en de Deputatie tegenstrijdigheden met elkaar vertonen. Uit de beoordelingselementen van artikel 5.6.11 en het overleg met de Deputatie en het Departement van 3 december 2024 blijkt dat de aanvraag tot vrijgave van een gedeelte van het woonreservegebied hier niet het juiste instrument is om een herbouw van één private woning op dit perceel toe te staan. De herbouw kan enkel binnen een vergunningsprocedure toegekend worden of via een aanvraag tot vrijgavebesluit van het volledig aanpalende woonreservegebied. Om bovenstaande redenen adviseert de dienst het college om niet over te gaan tot het vrijgeven van het perceel en de procedure voor de vrijgave stop te zetten.

Het bestuur sluit zich niet aan bij het advies van de omgevingsambtenaar en het departement Omgeving omwille van:

a) De feiten en de specifieke ingesloten ligging aan de bebouwde rand van het WUG
 

De situering van het perceel werd binnen het WUG aangeduid met een blauwe kader binnen de bestaande bebouwde omgeving. De bebouwde omgeving omvat residentiële woningen met hun bijhorende tuinzone.

Op het perceel stond tot voor kort een woning. Deze woning is bij het uitvoeren van niet-vergunningsplichtige werken ingestort. De eigenaar legt de oorzaak bij een fout van de aannemer.

Op heden ligt er nog enkel een vloerplaat op het perceel zoals geïllustreerd op onderstaande luchtfoto:

Het perceel dient op heden aldus te worden beschouwd als onbebouwd.

Alle omliggende percelen zijn op heden bebouwd, zoals geïllustreerd op hogervermelde luchtfoto met afbakening van de grenslijn van het WUG en de bebouwde percelen met bijhorende tuinen. Op het linker en rechter aangrenzende perceel staan woningen, terwijl op het achterliggende perceel serres staan en het daarachter gelegen perceel de tuinzone vormt bij de woning gelegen Sint-Elooiweg 20. Het perceel te Hasseltbergstraat 19 betreft aldus een onbebouwd enclave ten midden van bebouwde percelen.

b) Vervulling van de voorwaarden voor vrijgave van woongebied
Conform de bepalingen opgenomen in de VCRO kan een woonreservegebied enkel gedeeltelijk worden vrijgegeven indien:

       De vrijgave gebeurt voor wonen
De vrijgave van het woonreservegebied te Hasseltbergstraat heeft de oprichting van een eengezinswoning tot doel. De vrijgave staat bijgevolg ten dienste van wonen.

Artikel 5.6.11, § 1 voorziet enkel in een mogelijkheid om een woonreservegebied vrij te geven voor wonen en daarnaast ook voor activiteiten die ermee verwant zijn en ermee verweefbaar zijn. Uit deze bepaling kan niet worden afgeleid dat er steeds met wonen verweefbare functies moeten worden voorzien in een vrijgavebesluit. Het is enkel verplicht een woonreservegebied vrij te geven voor wonen. De decreetgever voorziet dat er kan worden besloten dat ook verweefbare functies worden voorzien met het oog op een ruimtelijk kwalitatieve ontwikkeling.

Deze intentie blijkt ook uit de algemene toelichting bij het Decreet Woonreservegebieden, dat het huidige artikel 5.6.11, § 1 VCRO heeft ingevoerd:

“De regie over het ontwikkelen van woonreservegebieden moet bij de gemeen­telijke overheid gelegd worden. Zolang de gemeentelijke overheid niet over de ontwikkeling of de ordening heeft beslist, worden woonreservegebieden als reservegebied beschouwd.

In dat kader wordt als hoofdprincipe voorgesteld dat stedenbouwkundige hande­lingen of de verkaveling van gronden in woonreservegebied pas kunnen worden toegestaan op grond van een voorafgaand gemeenteraadsbesluit tot de vrijgave van een woonreservegebied (of een samenhangend deel ervan), als die handelin­gen of verkavelingen leiden tot een ordening van het gebied in de zin van artikel 5.1.1 van het koninklijk besluit van 28 december 1972, wat woonuitbreidingsge­bieden betreft, via het aanwijzen van toegestane functies binnen de bestemming ‘wonen’ en regelingen inzake inrichting en beheer. Zo kan naast woonfuncties ook worden voorzien in verweefbare functies, publieke ruimte en groenvoorzieningen. Uit het koninklijk besluit van 28 december 1972 volgt immers niet dat, als over de ordening van (een deel van een) woonuitbreidingsgebied wordt beslist, dat gebied uitsluitend moet worden bestemd als (woning)bouwzone (RvS, 5 mei 1994, nr. 47.229, TBP 1994, 842). De gemeente garandeert daarbij een kwalitatieve en duurzame inrichting van het gebied vanuit de kernkwaliteiten voor ruimtelijke ontwikkeling die zijn opgenomen in de strategische visie van het BRV. Het vooront­werp maakt heel duidelijk dat voorstellen tot aansnijding conform de meest actuele ruimtelijke visie moeten zijn: dat kan een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, een gemeentelijk beleidsplan ruimte of een gewenste ruimtelijke ontwikkeling zijn, naargelang van het geval. De bepalingen van de omzendbrief RO 2002/03 ‘Woon­behoeftestudies en woonuitbreidingsgebieden’ die betrekking heeft op de opmaak van een gemeentelijke woonbehoeftestudie in kader van het gemeentelijk ruim­telijk structuurplan zijn niet langer van toepassing. Er worden geen decretale ver­plichtingen over de woonbehoefte opgelegd voor de eventuele vrijgave van een (deel van een) woonreservegebied.” (Parl. St. Vl. Parl, 2020-2021, nr. 577/1, 5.)

Ook de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant meent dat een vrijgave enkel ten dienste van wonen tot de mogelijkheid behoort om te voldoen aan de voorwaarde bepaald in artikel 5.6.11 van de VCRO. Het provinciaal advies citeert dienaangaande:

“Volgens dit artikel kan een vrijgave van een (deel van) woonreservegebied enkel overwogen worden:

• Voor wonen, en voor activiteiten en voorzieningen die aan het wonen verwant en ermee verweefbaar zijn, op maat van en inpasbaar in het woonreservegebied en de omgeving;

• Voor een samenhangend en ruimtelijk afzonderbaar onderdeel van het woonreservegebied voor zover de gedeeltelijke aansnijding geen hypotheek legt op de latere invulling of herbestemming van de overige delen van het woonreservegebied;

• Voor zover in overeenstemming met het geldende gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) of het gemeentelijk of intergemeentelijk ruimtelijk beleidsplan.

Inzake de toepassing van deze drie vereisten zijn volgende kanttekeningen te maken:

- Aan het eerste criterium wordt voldaan.

- Aan het tweede criterium wordt voldaan: er is dan wel geen bebouwing aanwezig op de achterliggende percelen, ze kunnen wel beschouwd worden als ontwikkeld ruimtebeslag en als dusdanig is het perceel van de aanvraag te beschouwen als ‘samenhangend en ruimtelijk afzonderbaar’.

- Aan het derde criterium wordt voldaan. De specifieke uitspraken in het GRS aangaande het betrokken woonuitbreidingsgebied, maar ook de algemene beleidslijnen in het GRS, hebben enkel betrekking op de delen ervan die ten tijde van de opmaak van het GRS onbebouwd waren. Het perceel in deze aanvraag werd door het GRS (logischerwijs) beschouwd als ‘reeds bebouwd’, en kan aangenomen worden dat het GRS, zowel in de gebiedsgerichte afweging als in de algemene beleidslijnen, geen uitspraken deed over de eventuele ontwikkeling ervan.”

In dit geval is ook duidelijk dat functies andere dan wonen weliswaar verweefbaar zijn met de omgeving, maar dat de gehele omgeving bestaat uit eengezinswoningen. Eerder een beperkte nevenbestemming zoals bv. een in het woongebouw geïntegreerde kantoorfunctie van een beoefenaar van een vrij beroep kan wel als verweefbaar worden beschouwd. Indien het perceel te Hasseltbergstraat 19 wordt bestemd voor wonen, blijven zulke beperkte verweefbare activiteiten steeds mogelijk. Dit kan ook uitdrukkelijk worden voorzien in het uiteindelijke vrijgavebesluit. Bovendien, in het kader van de concrete planning van de eigenaar, is het perceel bedoeld voor de huisvesting van zijn zoon en diens echtgenote. De echtgenote is arts en zou een kleinschalig medisch kabinet verweven met de woonfunctie integreren.

De vrijgave van het woonreservegebied te Hasseltbergstraat 19 voor de oprichting van een eengezinswoning is bijgevolg in overeenstemming met artikel 5.6.11. VCRO.

        De gedeeltelijke vrijgave betrekking heeft op een samenhangend en ruimtelijk afzonderbaar onderdeel van het woonreservegebied
Het perceel dat het voorwerp uitmaakt van de vrijgave, is een onbebouwd perceel op het noordelijke uiteinde van het woonreservegebied dat wordt omringd door ontwikkelde percelen.

Het onbebouwde perceel wordt aldus geheel afgezonderd van de rest van het woonreservegebied door de omliggende reeds ontwikkelde percelen. Bijgevolg is er duidelijk sprake van een samenhangend en ruimtelijk afzonderbaar onderdeel van het woonreservegebied.

Ook de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant oordeelt dat de ontwikkeling van de omliggende percelen ertoe leidt dat het perceel een samenhangend en ruimtelijk afzonderbaar onderdeel van het woongebied is:

Volgens dit artikel kan een vrijgave van een (deel van) woonreservegebied enkel overwogen worden:

• Voor wonen, en voor activiteiten en voorzieningen die aan het wonen verwant en ermee verweefbaar zijn, op maat van en inpasbaar in het woonreservegebied en de omgeving;

Voor een samenhangend en ruimtelijk afzonderbaar onderdeel van het woonreservegebied voor zover de gedeeltelijke aansnijding geen hypotheek legt op de latere invulling of herbestemming van de overige delen van het woonreservegebied;

• Voor zover in overeenstemming met het geldende gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) of het gemeentelijk of intergemeentelijk ruimtelijk beleidsplan.

Inzake de toepassing van deze drie vereisten zijn volgende kanttekeningen te maken:

- Aan het eerste criterium wordt voldaan.

- Aan het tweede criterium wordt voldaan: er is dan wel geen bebouwing aanwezig op de achterliggende percelen, ze kunnen wel beschouwd worden als ontwikkeld ruimtebeslag en als dusdanig is het perceel van de aanvraag te beschouwen als ‘samenhangend en ruimtelijk afzonderbaar’.

- Aan het derde criterium wordt voldaan. De specifieke uitspraken in het GRS aangaande het betrokken woonuitbreidingsgebied, maar ook de algemene beleidslijnen in het GRS, hebben enkel betrekking op de delen ervan die ten tijde van de opmaak van het GRS onbebouwd waren. Het perceel in deze aanvraag werd door het GRS (logischerwijs) beschouwd als ‘reeds bebouwd’, en kan aangenomen worden dat het GRS, zowel in de gebiedsgerichte afweging als in de algemene beleidslijnen, geen uitspraken deed over de eventuele ontwikkeling ervan.

Het Departement Omgeving van de Vlaamse Overheid meent dat dit niet het geval zou zijn. Het perceel zou aan de achterzijde aansluiten bij niet-ontwikkelde percelen die heden in actief landbouwgebruik zijn. Het Departement miskent met deze stelling dat op het achterliggend perceel reeds serres staan, zoals geïllustreerd door onderstaande afbeelding:

Het achterliggende perceel is dus wel degelijk ontwikkeld.

Daarenboven is het perceel achter de serres op heden een tuin van een woning Sint-Elooiweg 20, zoals geïllustreerd op bovenstaande afbeelding.

Aldus is er geen sprake van enige rechtstreekse aansluiting bij gronden die niet ontwikkeld zijn en/ of in actief landbouwgebruik zijn. Het perceel te Hasseltbergstraat 19 is wel degelijk een samenhangend en ruimtelijk afzonderbaar geheel.

        De gedeeltelijke vrijgave mag geen hypotheek leggen op de latere invulling of herbestemming van de overige delen van het woonreservegebied.
Hierboven is reeds aangetoond dat het perceel te Hasseltbergstraat 19 een ruimtelijk afzonderbaar geheel vormt en zelfs nog afgescheiden is door ‘tussenpercelen’ van de rest van het woonreservegebied. Daarenboven ligt het perceel aan het noordelijk uiteinde van het woonreservegebied. Hierdoor is er geen risico dat de ontwikkeling van de andere percelen binnen het woonreservegebied wordt belemmerd. Enige voorzienbare ontwikkeling zal immers steeds plaatsvinden op percelen die niet grenzen aan het perceel te Hasseltbergstraat 19.

De op heden voorliggende gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied kan de latere invulling of herbestemming van de overige delen van het woonreservegebied geenszins hypothekeren.

        De gedeeltelijke vrijgave is in overeenstemming met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS)
Het woonuitbreidingsgebied waar het perceel te Hasseltbergstraat 19 deel van uitmaakt, wordt in het GRS van de gemeente Meise aangeduid als het woonuitbreidingsgebied “Manke Vos”.

In het richtinggevend deel van het GRS wordt de ontwikkeling van het woonuitbreidingsgebied uitgewerkt tot en met 2012. Conform het GRS dient er voor een eventuele verdere ontwikkeling na 2012 een woningbehoeftestudie te worden uitgevoerd die aantoont dat er behoefte is aan meer woningen:

3) Ontwikkeling woonuitbreidingsgebieden tot 2012:
De gemeente ontwikkelt op eigen initiatief, in overleg met de sociale huisvestingsmaatschappij een aantal woonuitbreidingsgebieden en stuurt private investeerders een aantal woonuitbreidingsgebieden te ontwikkelen voor de realisatie van woningbouw.

Aangezien blijkt dat 30 woongelegenheden van de beoogde programmatie van de woonbehoeftestudie gerealiseerd zijn, worden de resterende 60 woongelegenheden van de vooropgestelde 90 overgenomen in de woonprogrammatie tot 2012. Latere ontwikkeling van woonuitbreidingsgebied (andere dan de 60 woningen tot 2012) kan enkel indien uit een eventuele nieuwe woningbehoeftestudie blijkt dat hiertoe behoefte aanwezig is.

Prioritaire gebieden:

- Woonuitbreidingsgebied n° 3: “De Vlieten” (Wolvertem) te bebouwen met gegroepeerde huurwoningen. Het huidige speelterrein dient voorlopig bestendigd gezien de samenstelling van de bevolking met jonge kinderen in deze woonwijk.
Voorziene hoeveelheid aan nieuwe woningen: ±10 eenheden

- Woonuitbreidingsgebied n° 5: “Manke Vos” (Meise): Eigendom van Providentia, langs de Zerlegem: gefaseerde bebouwing d.m.v. terrasbouw voor sociale huurwoningen (sociale huur- en koopwoningen)
Voorziene hoeveelheid huurwoningen: ±15 eenheden

- Woonuitbreidingsgebied n° 6: “St. Martinus” - Kapellelaan (Meise) komt in aanmerking voor gefaseerde ontwikkeling. Hiervoor dient vooreerst een uitvoeringsplan opgemaakt (vroeger BPA) teneinde een samenhangende ruimtelijke ordening voor de verschillende uitvoeringsstappen te garanderen en in functie van de resterende behoefte en voldoende gebufferd tegen de impact van de A12;
Voorziene hoeveelheid nieuwe woningen: ±25 eenheden

- Woonuitbreidingsgebied n° 7: “Eversem” (St.-Brixius-Rode)

Voorziene hoeveelheid nieuwe woningen: ±10 eenheden door ontwikkeling van sociale huur- of koopwoningen op restpercelen Algemeen aandachtspunt bij de ontwikkeling van de woonuitbreidingsgebieden: Verdeelsleutel: 1/3 woongelegenheden met residentieel karakter + 2/3 woongelegenheden sociale huisvesting met een mengeling van huur- en koopwoningen.

Latere ontwikkeling van vrijliggend woonuitbreidingsgebied (andere dan de 60 woningen tot 2012) kan enkel indien uit een eventuele nieuwe of geüpdate woningbehoeftestudie blijkt dat hiertoe behoefte aanwezig is en in te passen binnen de kernhiërarchie. Alle vrijliggende woonuitbreidingsgebieden komen daarbij in aanmerking:

         Woonuitbreidingsgebied Wolvertem Vlieten

         Woonuitbreidingsgebied Meise-Sint Martinus-Kapellelaan

       Woonuitbreidingsgebied Meise Manke Vos

         Woonuitbreidingsgebied Westrode

         Woonuitbreidingsgebied Westrode Pollareveld

         Woonuitbreidingsgebied Oppem

         Woonuitbreidingsgebied Sint-Brixius-Rode

Dit kan eventueel samengaan met een evaluatie en bijsturing van het volledige GRS.
(Bron: GRS Meise, richtinggevend deel, p. 115)

Het perceel te Hasseltbergstraat 19 was ten tijde van de opmaak van het GRS bebouwd. Het GRS werd immers goedgekeurd bij besluit van de deputatie van 4 januari 2007. Onderstaande luchtfoto van deze periode toont dat er bij de goedkeuring van het GRS een woning op het perceel stond:
 

In haar advies merkt de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant – terecht - op dat het GRS zich enkel uitspreekt over de ontwikkeling van percelen binnen het woonuitbreidingsgebied die op het moment van de opmaak van het GRS onbebouwd waren. Ten tijde van de opmaak van het GRS was het perceel te Hasseltbergstraat 19 bebouwd.

De in het GRS ontwikkelde richtlijnen voor de verdere ontwikkeling van het woonuitbreidingsgebied kunnen dus niet zonder meer worden toegepast op het perceel te Hasseltbergstraat 19. Het GRS kon een ontwikkeling van dit perceel immers niet voorzien omwille van de reeds bestaande bebouwing.

Het Departement Omgeving meent echter dat de richtlijnen voor de verdere ontwikkeling van het woonuitbreidingsgebied “Manke Vos” wel van toepassing zijn op het perceel te Hasseltbergstraat 19, omdat dit perceel op heden onbebouwd is. Ook de gemeentelijke omgevingsambtenaar meent dat deze richtlijnen uit het GRS gelden voor het perceel.

De adviezen van het Departement Omgeving en de gemeentelijke omgevingsambtenaar kunnen op dit punt niet worden bijgetreden.

Er kan niet worden verwacht dat een GRS richtlijnen bepaalt voor de ontwikkeling van percelen die ten tijde van de opmaak van het GRS reeds ontwikkeld waren. De richtlijnen van het GRS dienen op zulke wijze te worden geïnterpreteerd dat ze in overeenstemming zijn met de intenties ten tijde van de opmaak van het GRS.

In het voormalige artikel 2.1.2, § 3, tweede lid VCRO (versie voor 05/05/2018) werd ook uitdrukkelijk bepaald dat het richtinggevend deel van een ruimtelijk structuurplan een beschrijving van de gewenste ruimtelijke structuur uitgaande van de bestaande ruimtelijke structuur dient te bevatten:

Dit deel bevat ten minste :

1° de doelstellingen en de prioriteiten inzake ruimtelijke ontwikkeling;

een beschrijving van de gewenste ruimtelijke structuur uitgaande van de bestaande ruimtelijke structuur en van behoeften en gevolgen op economisch, sociaal, cultureel en agrarisch gebied, en op gebied van mobiliteit, natuur en milieu, met inbegrip van veiligheid, in het bijzonder vermeld in artikelen 2 en 24 van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse, het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn;

3° de maatregelen, middelen, instrumenten en acties tot uitvoering van het ruimtelijk structuurplan.

Deze bepaling betreffende de opmaak van ruimtelijke structuurplannen blijft gelden zolang een ruimtelijk structuurplan van kracht is.

Dit leidt tot het besluit dat het GRS geen uitspraak doet over de ontwikkeling van het woonreservegebied op dit perceel. De bestaande ruimtelijke structuur was voor het perceel te Hasseltbergstraat 19 immers anders dan vandaag.

Gezien het GRS geen concrete richtlijnen bepaalt voor het op heden onbebouwde (historisch bebouwd) perceel uit deze aanvraag, is de vrijgave van het woonreservegebied te Hasseltbergstraat 19 met het oog op het oprichten van een woongebouw met beperkte nevenfunctie(s) verwant aan het wonen in overeenstemming met het GRS.

        De gedeeltelijke vrijgave is in overeenstemming met het Beleidsplan Ruimte van de provincie Vlaams-Brabant
Het Beleidsplan Ruimte van de provincie Vlaams-Brabant duidt Meise aan als een “strategische dorpskern”. Dit begrip wordt als volgt toegelicht:

 “Dorpskernen met een relatief hoge knooppuntwaarde en/of voorzieningenniveau noemen we ‘strategische dorpskernen’. Deze kernen scoren sterker op multimodale bereikbaarheid en/of aanwezigheid van diverse types voorzieningen. Ze hebben een relatief (ten opzichte van de omliggende kernen) hogere knooppuntwaarde en/of voorzieningenniveau. Deze kernen kunnen in het toekomstig ruimtelijk beleid een strategische rol spelen. Belangrijk is om deze kernen in beeld te brengen omdat de potentiële ontwikkelingslocaties inzake wonen, werken en voorzieningen binnen deze kernen zullen moeten gezocht worden. Als provincie erkennen we dus dat deze ‘strategische dorpskernen’ ontwikkelingsmogelijkheden hebben op diverse vlakken.Deze kernen kunnen verhoudingsgewijs meer bijkomende groei opvangen dan de andere dorpskernen. Buiten de stedelijke kernen zijn het dus deze ‘strategische dorpskernen’ die hoofdzakelijk de dynamiek (wonen, bedrijvigheid, voorzieningen) dienen op te vangen.” (Bron: Beleidsplan Ruimte provincie Vlaams-Brabant, p. 222

Conform het Beleidsplan Ruimte kan Meise meer bijkomende groei opvangen dan andere dorpskernen. In huidig geval is enige “groei” echter beperkt, gelet op de historische toestand van het perceel. Bijgevolg is de vrijgave van het woonreservegebied te Hasseltbergstraat 19 voor de oprichting van een woongebouw met beperkte nevenfunctie(s) verwant aan het wonen in ieder geval in overeenstemming met het Beleidsplan Ruimte van de provincie Vlaams-Brabant.

        De gedeeltelijke vrijgave is in overeenstemming met de principes en doelstellingen vermeld in artikel 1.1.4 VCRO
Artikel 1.1.4. VCRO luidt als volgt:

De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.

De gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied op het perceel te Hasseltbergstraat 19 draagt bij aan een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Op heden betreft dit een onbebouwd perceel ten midden van een volledig ontwikkelde woonwijk met eengezinswoningen, zoals geïllustreerd door onderstaande afbeelding:
 

Door de gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied met het oog op de bouw van een woongebouw met beperkte nevenfunctie(s), wordt de straat vervolledigd. Het perceel in een onbebouwde toestand behouden zorgt enkel voor een merkbare afwijking van de in de omgeving bestaande toestand. Voor dit perceel is bijgevolg enkel de bouw van een woning met (een) beperkte nevenfunctie(s) ruimtelijk wenselijk, mede gelet op het feit dat op dit perceel tot voor kort een eengezinswoning stond.

De vrijgave van het woonreservegebied te Hasseltbergstraat 19 zal aldus bijdragen aan een duurzame ruimtelijke ontwikkeling.

        De gedeeltelijke vrijgave heeft geen negatief effect op de lokale waterhuishouding

Het perceel te Hasseltbergstraat 19 is niet gelegen binnen overstromingsgevoelig gebied, zoals geïllustreerd door onderstaande afbeelding:

Enige vrijgave van het woonreservegebied zal geen negatieve impact hebben op de lokale waterhuishouding. Het woongebouw zal immers worden gebouwd op de bestaande vloerplaat. Enige bijkomende verharding zal beperkt blijven tot de noodzakelijke toegangen tot de woning, nevenfunctie(s) en een terras bij de woning.

Tevens zal enige vergunning voor de bouw van de woning met de nevenfunctie(s) enkel kunnen worden afgeleverd mits overeenstemming met de strikte bepalingen van de Hemelwaterverordening.

        De gedeeltelijke vrijgave is in overeenstemming met het bindend sociaal objectief

Gezien de vrijgave van het woonreservegebied te Hasseltbergstraat 19 een enkel perceel betreft, kan dit geen afbreuk doen aan de doelstellingen van het bindend sociaal objectief (BSO) van de gemeente Meise. Het perceel is immers in private eigendom en was tot voor kort bebouwd met een eengezinswoning. De hoeveelheid beschikbare sociale woningen wordt door de vrijgave niet gewijzigd.

        Lopende procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen

In het advies van de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant d.d. 14 november 2024 wordt verwezen naar de lopende procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreffende de weigeringsbeslissing van de deputatie d.d. 6 juni 2024 in het dossier met referte OMV_2023087833. Met deze beslissing weigerde de deputatie in toepassing van de VCRO, meer bepaald de basisrechten voor zonevreemde constructies, een vergunning voor de herbouw van de ingestorte woning te Hasseltbergstraat 19.

De deputatie stelt voor dat de afloop van de procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen eerst wordt afgewacht alvorens er wordt overgegaan tot de gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied. Dit wordt in het advies als volgt toegelicht:

De VCRO voorziet in artikel 4.4.21 een mogelijkheid om herstelwerken te vergunnen aan zonevreemde woningen die vernield of beschadigd werden ten gevolge van een vreemde oorzaak die de eigenaar niet kan worden toegerekend. Er is een vergunningsaanvraag voor de herbouw van de woning lopende in toepassing van dit artikel. Deze aanvraag werd zowel door het college van burgemeester en schepenen van Meise (dd. 18 december 2023) als door de deputatie in beroep geweigerd (dd. 6 juni 2024) wegens gebrek aan bewijs dat de instorting een oorzaak kende die de eigenaar niet kan worden toegerekend; gestoeld op het ontbreken van o.a. de overeenkomst met de aannemer, verbouwingsplannen, fotomateriaal van tijdens de (geleidelijke) instorting, ingebrekestelling, een verzekeringsdossier,…

Het dossier is heden in behandeling bij de Raad Voor Vergunningsbetwistingen.

Het dossier is op dit moment dus nog te beschouwen als de herbouw van een woning die is ingestort ten gevolge van een vreemde oorzaak die de eigenaar niet kan worden toegerekend. Daarvoor is de omgevingsvergunningsprocedure zoals hierboven beschreven de enige juiste, en dient de uitspraak van de RVVB als definitief uitsluitsel te worden afgewacht.

Indien de Raad hetzelfde oordeel velt als de gemeente en de deputatie, dient het dossier beschouwd te worden als een aanvraag tot bebouwing van een onbebouwd (maar historisch bebouwd) perceel. In dit geval wordt de historische bebouwing van het perceel in overweging genomen, maar wordt abstractie gemaakt van de oorzaak van de afbraak. In dergelijke situatie kan de procedure tot vrijgave van het woonreservegebied overeenkomstig artikel 5.6.11 van de VCRO worden gevolgd.”

Een lopende procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen sluit de gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied niet uit. Er is geen decretale bepaling die de samenloop van deze procedures uitsluit.

Ook is een lopende procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen of een voorgaande vergunningsprocedure geen criterium waar rekening mee moet/kan worden gehouden bij een besluit tot vrijgave van een woonreservegebied.

De afloop van de procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen verandert niets aan de bestaande feitelijke toestand van een perceel. Het perceel is en blijft onbebouwd gezien de woning die erop stond is ingestort. De hierboven uiteengezette toegelichte vervulling van de voorwaarden voor de vrijgave van het woonreservegebied blijft dus gelden, ondanks de lopende procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

Om bovenstaande redenen beslist het college om over te gaan tot het vrijgeven van het perceel.

Beoogde voorwaarden voor een ruimtelijk kwalitatieve ontwikkeling voor de vrijgave van het gebied

        Woningtypologie en woningdichtheid
Vrijstaande woningtypologie
Woningdichtheid: max 15 woningen/ha

De plaatsing en het basisvolume van het gebouw spelen in belangrijke mate een rol in het behoud van het bestaand open, aaneengesloten residentieel gebied. Daarnaast heeft dit ook invloed op de ruimtelijke context van het gebouw. Door te veel te bouwen (te hoog, te diep) in verhouding tot de terreinoppervlakte van het perceel en de gevels van het gebouw komt de beschikbaarheid van (zon) licht, lucht en tuinzones voor de gebruikers en de omgeving in het gedrang. Het harmonieprincipe met de omgeving is van toepassing voor wat betreft de inplanting en afstand ten opzichte van het openbaar domein en de naburige percelen, de bouwdiepte vanaf de voorgevel, de bouwhoogte ten opzichte van het maaiveld ter hoogte van de rooilijn, de vormgeving en afwerking van dakverdiepingen en dakvlakken.

        Verweving van functies
De toegelaten functies zijn die van het gewestplanvoorschrift woongebied, opgenomen in artikel 5.1.0 van het koninklijk besluit van 28 december 1972:
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

De ontwikkeling van niet-residentiële functies moeten “bestaanbaar en verenigbaar” zijn met de residentiële functie.

        Groenvoorzieningen
Open, aaneengesloten en groene (binnen)gebieden zijn zeer belangrijk voor de woon- en leefkwaliteit, voor de ecologische kwaliteiten en klimaatrobuustheid van een wijk. Zij brengen niet enkel licht en lucht in de aangrenzende bebouwing, zij zorgen ook voor speelruimte, voor infiltratiemogelijkheden van het regenwater, voor een grotere groene oppervlakte in de bebouwde omgeving en staan in voor afkoeling van de lucht in tegenstelling tot bebouwde oppervlakten en wegen.

Daarom wordt een voldoende ruime tuinzone als een eerste leidend principe gesteld. Minimaal 25% van de oppervlakte van het perceel op het niveau van het maaiveld wordt of blijft ingericht als aaneengesloten en niet-overbouwde zijtuin en/of achtertuin. Dit aandeel geldt als een minimum, afhankelijk van het uitgewerkt voorstel zal een groter aandeel wenselijk en haalbaar zijn.

Dit minimaal aandeel aan aaneengesloten en niet-overbouwde tuinzone kan gerealiseerd worden in de voortuin en/of de zijtuin en/of de achtertuin. Een dergelijke met groen ingerichte tuinzone bij de functies wonen en/of anders dan wonen heeft onder meer de volgende voordelen:

        een doordachte locatie van de tuinzone zal zorgen voor een betere ruimtelijke inpassing van de functie in dit woonweefsel (aaneensluitende tuinzones) en kan de beplanting de activiteiten van de functie enigszins bufferen naar de omliggende woongelegenheden;

        deze functies kunnen (op termijn) makkelijker voldoen aan de vereisten van de gewestelijke hemelwaterverordening (bijvoorbeeld bovengrondse infiltratie van hemelwater).

Daarnaast dient waardevol groen (o.a. bestaande hoogstambomen) in deze tuinzone zoveel mogelijk te worden bewaard.

        Waterhuishouding
De locatie Hasseltbergstraat 19 te Meise, met als capakey 23050F0046/00S000, stroomt af naar de Molenbeek (B6013), onbevaarbare waterloop van tweede categorie, die beheerd wordt door de dienst waterlopen van de provincie Vlaams-Brabant. Het perceel ligt volgens de kaarten met overstromingsgevoelige gebieden niet in een pluviaal en/of fluviaal overstromingsgevoelig gebied met een kleine tot middelgrote overstromingskans.
Er zal vrije ruimte ingenomen worden door bebouwing en verharding wat minder plaats geeft aan water om natuurlijk te infiltreren en af te stromen. Om te voldoen aan de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid moet men maatregelen nemen om het schadelijk effect te voorkomen, te beperken, te compenseren of te herstellen. Hierbij vormen de GSVH en PSVH de basis.
De toekomstige omgevingsaanvraag moet voldoen aan

        de gewestelijke stedenbouwkundige verordening (GSVH) inzake hemelwater (Besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023, Belgisch Staatsblad van 21 juni 2023);

        de provinciale stedenbouwkundige verordening C (PSVH), inzake de afvoer van hemelwater, goedgekeurd door de provincieraad van Vlaams-Brabant op 26 september 2023.

Aan het vergunningsdossier moeten minimum volgende plannen of documenten wordentoegevoegd om het dossier te kunnen beoordelen

        Inventaris van de afwaterende oppervlakten: aan het dossier moet een voldoende uitgewerkte tabel worden toegevoegd met aangesloten verharde (dakoppervlaktes, verhardingen) en onverharde oppervlaktes;

        De aanvrager moet een gedetailleerd rioleringsplan indienen met aanduiding van minimaal onderstaande elementen op het rioleringsplan:

        de exacte locatie van de hemelwaterput en de bovengrondse infiltratievoorziening met vermelding van: het volume in liter, de infiltratieoppervlakte, de berekening van de totale aangesloten horizontale dakoppervlaktes en verhardingen;

        de aanvoerleidingen voor het hergebruik van het hemelwater;

        de afvoeren van de daken naar de infiltratievoorziening.

        De aanvrager moet een gedetailleerd inplantingsplan indienen met een duidelijke weergave en aanduiding per verharding op welke wijze deze voldoen aan de hemelwaterverordeningen (onder  andere  met  vermelding  van  de  waterdoorlatendheid,  hellingsgraad, afwateringsrichting en (deel)oppervlakte in m² per type verharding), rekening houdend met de hieronder beschreven voorwaarden.

Specifieke voorwaarden en/of maatregelen

Hemelwaterverordeningen

        Overeenkomstig de provinciale stedenbouwkundige verordening met betrekking tot de afvoer van hemelwater, mag het hemelwater dat op een verharding of op een andere constructie valt niet van het terrein worden afgevoerd naar een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater, naar een regenwaterafvoerleiding in de straat of naar de openbare riolering, noch mag het van de verharding of de andere constructie afstromen naar een naburig terrein of naar het openbaar domein;

        Ondergrondse infiltratievoorzieningen zijn niet toegestaan;

        Een groendak wordt volledig meegeteld voor de berekening van de afwaterende oppervlakte, behalve indien de aanvrager bewijst dat de buffercapaciteit van het groendak groter of gelijk is aan 50 l/m². Dan telt het groendak mee voor 50 %;

        De aanvrager moet maximaal inzetten op het gebruik van hemelwater en dit aantonen op de plannen. Toiletten, wasmachines, buitenkranen, uitgietbakken moeten worden aangesloten op de hemelwaterputten.

Aanleg verhardingen

        Bij de aanleg van een waterdoorlatende verharding moet zowel de toplaag als de (onder)fundering voldoende waterdoorlatend zijn. De details van de opbouw van de waterdoorlatende verharding moeten worden toegevoegd. Er moet worden aangetoond dat elke laag van de verharding (zowel de fundering als de toplaag) even waterdoorlatend is dan de bodem door middel van principesnedes;

        Waterdoorlatende verhardingen mogen een maximale hellingsgraad hebben van 2 %. De hellingsgraad moet worden vermeld op de toekomstige inplantingsplannen. Indien dit niet mogelijk is, worden ze als niet-waterdoorlatend beschouwd;

        Om naast de verharding in de bodem te kunnen infiltreren:

         moet de oppervlakte van de onverharde zone naast de verharding waar het hemelwater in de bodem infiltreert, minstens 25 % bedragen van de oppervlakte van de verharding zelf;

         worden geen slikkers, noch afvoergoten voorzien (expliciet te vermelden op het bouwplan);

         wordt de verharding zo aangelegd dat het afstromend hemelwater in de onverharde zone naast de verharding terechtkomt (expliciet te vermelden op het bouwplan d.m.v. afstroomlijnen);

        borduren en keerwanden die verhinderen dat het hemelwater naar de onverharde zone kan afstromen, zijn niet toegelaten;

        Het hemelwater dat op de verhardingen valt, mag niet rechtstreeks afstromen naar het openbaar domein of naburige percelen;

        Afwatering van ondoorlatende verharding moet altijd naar onverharde zones gebeuren. Ook waterdoorlatende verharding wordt hierbij beschouwd als een verharde zone.

Financiële gevolgen
Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1
Het gemeenteraadsbesluit van 21 januari 2025, houdende de voorlopige gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied voor het perceel, Hasseltbergstraat 19, kadastraal gekend als afdeling 1 sectie F nummer 46S, wordt opgeheven.

Artikel 2
De gemeenteraad stelt de gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied voor het perceel, Hasseltbergstraat 19, kadastraal gekend als afdeling 1 sectie F nummer 46S, voorlopig vast.

Artikel 3
De voorwaarden voor een ruimtelijke kwalitatieve ontwikkeling van het vrijgegeven gebied worden als bijlage gevoegd bij dit besluit.

Artikel 4
Het college wordt gelast met de organisatie van het openbaar onderzoek en de inwinning van adviezen overeenkomstig de decretale bepalingen.

Artikel 5
Een afschrift van deze beslissing met bijlagen worden:

        opgeladen in het DSI-platform van de Vlaamse overheid

        overgemaakt aan de aanvrager.

Met 18 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Ingrid De Bondt, Viviane Stevens en Karin De Petter), 5 onthoudingen (Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Sonja Maes, Rathi Goovaerts en Sofie Van Assche)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Overdracht gemeentelijke saneringsverplichting

MOTIVERING

Feiten en context
Op 23 februari 2024 keurde de Vlaamse regering het besluit over de invulling van de gemeentelijke saneringsverplichting voor rioolbeheerders goed.

Het besluit legt openbare dienstverplichtingen vast voor de rioolbeheerders voor de invulling van de saneringsverplichting op het gemeentelijk niveau. Deze zijn nodig voor de verdere uitbouw en optimalisatie van het gemeentelijke rioleringsnet en het goede beheer ervan. De opmaak van een meerjarenplan gekoppeld aan de cyclus voor de opmaak van de gemeentelijke begroting staat centraal en moet enerzijds de rioolbeheerder voldoende flexibiliteit geven en anderzijds de Vlaamse overheid via een efficiënte resultaatgerichte aansturing meer garantie geven voor een verhoogde dynamiek op het terrein. Wat betreft beheer worden taken toegewezen op vlak van assetmanagement en het structureel aanpakken van de problematiek van overstorten.

Per gemeente is er één instantie verantwoordelijk voor de gemeentelijke saneringsverplichting. Het is de exploitant van het openbaar waterdistributienetwerk, hier de Watergroep, die de taak heeft om te zorgen voor een uitbouw, een duurzaam beheer en een optimalisatie van de infrastructuur in haar beheer voor het opvangen en transporteren en desgevallend decentraal of individueel zuiveren van afvalwater afkomstig van zowel het geleverde water, het afvalwater afkomstig van het gebruik uit een private waterwinning hetzij ander water waarvoor een lozing op de afvalwaterriolering is toegelaten.  

De uitvoering van de gemeentelijke saneringsplicht kan door de exploitant van het openbaar waterdistributienetwerk worden overgelaten aan een derde partij.  Dit is voorzien in het Waterwetboek (artikel 2.3.5).  De exploitant sluit hiervoor een overeenkomst met die partij.

De Watergroep heeft aan de gemeente Meise een modelovereenkomst overgemaakt waarbij de Watergroep de gemeentelijke saneringsplicht overdraagt voor de gemeente Meise aan de gemeente Meise.

Deze overeenkomst moet voor 11 september 2025 overgemaakt worden aan de Vlaamse Milieumaatschappij.

 Juridische gronden
Het decreet van het lokaal bestuur van 22 december 2017 en verdere wijzigingen: hoofdstuk 1, afdeling 3, artikel 41 §5.

Het drinkwaterdecreet van 24 mei 2002: artikel 6 bis, § 1, zoals ingevoegd door artikel 86 van het Decreet van 24 december 2004 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005, dat aan De Watergroep een eigen (decretale) verplichting oplegt om het aan haar abonnees geleverde water te saneren. Deze verplichting tot sanering en de kosten hiervan zijn bijgevolg onlosmakelijk verbonden aan het door De Watergroep aan haar abonnees geleverde water.

Het drinkwaterdecreet van 24 mei 2002: artikel 2, 19°, zoals gewijzigd door artikel 84 van het Decreet van 24 december 2004 houdende dat deze saneringsplicht wordt opgelegd met het oog op het behoud van de kwaliteit van het geleverde water, “het ondernemen van alle acties nodig voor de organisatie en de uitvoering van het opvangen, transporteren, collecteren en zuiveren van het afvalwater”.

Het drinkwaterdecreet van 24 mei 2002: artikel 6 bis, § 3, zoals gewijzigd door artikel 86 van het Decreet van 24 december 2004, er wordt voldaan aan de uitvoering van de gemeentelijke saneringsplicht in hoofde van de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk door het afsluiten van een overeenkomst met de gemeente, gemeentebedrijf, intercommunale of intergemeentelijk samenwerkingsverband of een door de gemeente na een publieke marktbevraging aangestelde entiteit.

Het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2024 over de invulling van de gemeentelijke saneringsverplichting.

 Advies/argumentatie
Door de ondertekening van de modelovereenkomst van de Watergroep blijft het gemeentebestuur eigenaar van haar riolering. Op deze manier blijft de gemeente regisseur van de uitvoering van de opgelegde saneringsverplichting.

De gemeenteraad van 17 oktober 2022 heeft een dienstverleningsovereenkomst afgesloten met Riopact (samenwerkingsverband tussen De Watergroep en de NV Aquafin) om haar te begeleiden met het uitwerken van de gemeentelijke saneringsverplichting.

De gemeente zal dan ook een meerjarenplan moeten opmaken, gekoppeld aan de cyclus voor de opmaak van de gemeentelijke begroting en afgestemd op de investeringsagenda's van andere beheerders van het openbaar domein om de opgelegde doelstellingen te halen.

Financiële gevolgen
Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1
De modelovereenkomst, opgesteld door De Watergroep, voor de overdracht van de gemeentelijke saneringsverplichting naar de gemeente Meise, wordt goedgekeurd.

Artikel 2
De voorzitter van de gemeenteraad en de algemeen directeur worden verzocht deze overeenkomst te ondertekenen.

Met 23 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Sofie Van Assche, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Vaststelling retributiereglement kinderopvang in de gemeentelijke basisscholen

MOTIVERING

Feiten en context
De beleidsmedewerker onderwijs werd door de schoolsecretariaten gecontacteerd met de vraag om het facturatieproces voor het middagtoezicht te herbekijken. Trimestrieel registreren de secretariaten manueel of zo’n 1400 leerlingen over de middag op school verbleven. Dit gebeurt op basis van klaslijsten die dagelijks door de leerkrachten worden bijgehouden. In tegenstelling tot de voor- en naschoolse opvang kan dit niet via het bestaande scansysteem worden geregistreerd. Het huidige proces is omslachtig, arbeidsintensief en foutgevoelig.

Daarnaast zijn de tarieven, zoals vastgelegd in het huishoudelijk reglement voor- en naschoolse kinderopvang in de vier gemeentelijke basisscholen, reeds verschillende jaren niet geïndexeerd. Dit terwijl de vaste kosten voor het toezichtpersoneel steeds blijven stijgen. De directies van de gemeentelijke scholen zijn dan ook vragende partij om de tarieven te verhogen en te blijven werken met een sociaal tarief voor degenen die hier nood aan hebben.

Er is advies gevraagd aan de schoolraad op 23 juni 2025. Er zijn geen opmerkingen binnengekomen over het nieuwe retributiereglement en de bijhorende tarieven.

Juridische gronden
Artikel 173 van de Belgische grondwet.

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, inzonderheid artikelen 40 en 41 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen.

Het huishoudelijk reglement voor-en naschoolse kinderopvang in de vier gemeentelijke scholen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 2 september 2024.

Artikel 27 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2007 - artikelen 27, 27 bis en 27 ter.

Advies/argumentatie
Op heden is er nog geen bestaand retributiereglement voor middagtoezicht. Dit voorstel werd opgemaakt in samenwerking met de dienst financiën. De volgende onderwerpen zijn onderhevig aan verandering:

  1. Forfaitaire kost middagtoezicht

Er wordt gekozen voor het aanrekenen van een vaste forfaitaire kost voor het remgeld met betrekking tot het middagtoezicht. In tegenstelling tot de huidige werkwijze, zullen ad hoc afwezigheden geen aanleiding geven tot een vermindering van deze kost, aangezien de onderliggende werkingskosten blijven doorlopen. Ouders dienen voorafgaand aan de start van het schooljaar expliciet te melden op welke vaste weekdagen hun kind(eren) geen gebruik zal/ zullen maken van het middagtoezicht. Ook voor instappers kan er een pro rata-berekening toegepast worden. De forfaitaire kost zal nog steeds op trimestriële basis gefactureerd worden.

  1. Remgeld voor het middagtoezicht

Op heden is het tarief voor de gemeentelijke basisscholen 0,30 euro voor het middagtoezicht. Dit is een jaarlijkse kost van ongeveer 48 euro (0,30 euro x 160 dagen) voor ouders. Bij een analyse van enkele omliggende scholen, merken we dat dit bedrag laag ligt. Een aantal voorbeelden:

        GO! basisschool de Zonnebloem: 0,30 euro

        Vrije basisschool Sinte-Maarten: 1 euro (voor 1 of 2 keer per week aanwezig), 2 euro voor 3 of 4 keer per week. Dit komt neer op 0,50 euro tot 1 euro per dag.  

        't Schooltje van Oppem: 1 euro, per 2 maanden te betalen

        Vrije lagere school Ter Dreef Merchtem: 1,20  euro per middag, forfaitair per 2 maanden te betalen.

        Sint-Donatus Merchtem: 1,20  euro per middag

        GBS Londerzeel: vragen geen bijdrage voor middagtoezicht

        GBS Vilvoorde: 0,70 euro per middag

        Mater Dei Wemmel: 9 euro forfait per maand voor middagtoezicht (jaarlijkse kost van ongeveer 90 euro)

        Basisschool de Tovertuin Willebroek: 1 euro per middag.

Er wordt voorgesteld om het remgeld voor het middagtoezicht in de gemeentelijke basisscholen te verhogen naar 0,60 euro per middag. Dit komt overeen met een vaste forfaitaire kost van €96 op jaarbasis, die trimestrieel aan de ouders zal worden gefactureerd, oftewel €32 per trimester. Op die manier komen we tegemoet aan de vraag van de secretariaatsmedewerkers (vereenvoudiging facturatie), vermindert de werklast voor de leerkrachten en hanteren we tarieven die meer marktconform zijn.

  1. Tarieven ochtend- en avondopvang

Er wordt voorgesteld om de tarieven voor de ochtend- en avondopvang meer te uniformiseren met de andere scholen op het grondgebied van Meise. De tarieven zijn beschreven in het retributiereglement.

Financiële gevolgen
Er zullen positieve financiële gevolgen zijn wanneer de remgelden voor middagtoezicht en ochtend- en avondtoezicht stijgen.

BESLUIT

Artikel 1
Het retributiereglement kinderopvang in de gemeentelijke basisscholen, zoals toegevoegd in bijlage, vast te stellen.

Artikel 2
De aanpassingen worden doorgevoerd in het huishoudelijk reglement voor- en naschoolse kinderopvang. Daarnaast worden de tarieven in de afsprakenboekjes van de vier gemeentelijke scholen verwijderd en wordt er in de plaats verwezen naar het retributiereglement.

Artikel 3
Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het lokaal decreet.

Artikel 4
Dit reglement treedt in werking vanaf 1 september 2025.

STEMMING OVER HET AMENDEMENT

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Viviane Stevens en Karin De Petter)

STEMMING OVER HET BESLUIT

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Vaststelling toelagereglement sociale voordelen toezicht voor de niet-gemeentelijke scholen

MOTIVERING

Feiten en context
Er werd een reglement uitgewerkt met modaliteiten tot toekenning van een toelage aan de niet-gemeentelijke scholen.

Juridische gronden
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder de artikelen 40, §3 en 41, 23° betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad, en artikel 288 betreffende de inwerkingtreding van reglementen en verordeningen.

De wet van 14 november 1983 betreffende controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen.

Het decreet betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau van 30 november 2007 en latere wijzigingen.

Advies/argumentatie
De gemeenten die sociale voordelen verlenen aan scholen van het eigen schoolbestuur, zijn verplicht dezelfde voordelen toe te kennen aan de scholen van de andere schoolbesturen, gelegen op hun grondgebied als die erom verzoeken.

Onder sociale voordelen wordt bedoeld:

- Het ochtend- en avondtoezicht buiten de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen

- het middagtoezicht voor de tijdsduur van maximaal één uur.

Er zijn nog andere sociale voordelen, zoals de publieke toegankelijkheid tot gemeentelijke infrastructuur waar wel reeds aan voldaan wordt. Daarnaast zijn er nog twee sociale voordelen:  de kosten van de toegang tot het zwembad en het leerlingenvervoer in het basisonderwijs. Gezien het zwembad behoort tot de gemeentelijke sportinfrastructuur is de wetgeving hier niet van toepassing; gezien het leerlingenvervoer niet wordt aangeboden, is ook dit niet van toepassing.

Financiële gevolgen
Het krediet is voorzien in het budget 2025.

Budgetsleutel

Actie

Initieel budget

Beschikbaar budget

GE/2025/64999999/08700  "sociale voordelen voor flankerend onderwijs"

 

€ 4.000

€ 4.000 (24/06/2025)

BESLUIT

Artikel 1
Het toelagereglement sociale voordelen toezicht voor de niet-gemeentelijke scholen vast te stellen.

Artikel 2
Het gecoördineerde reglement treedt in voege overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekend gemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Artikel 3
Het toelagereglement wordt gecommuniceerd naar de niet-gemeentelijke scholen na goedkeuring van de gemeenteraad en gepubliceerd op de website van lokaal bestuur Meise.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Aanpassing huishoudelijk reglement voor- en naschoolse opvang voor de vier gemeentelijke basisscholen

MOTIVERING

Feiten en context
Er is een retributiereglement kinderopvang in de gemeentelijke basisscholen opgemaakt met vernieuwde tarieven die zullen ingaan vanaf 1 september 2025. De tarieven dienen daarom te worden geactualiseerd in het huishoudelijk reglement opvang scholen.

De gemeenteraad is bevoegd om een aanpassing van het huishoudelijk reglement vast te stellen.

Juridische gronden
Artikel 173 van de Belgische grondwet.

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, in het bijzonder artikelen 40 en 41 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende vestigingen, invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen.

Het huishoudelijk reglement voor- en naschoolse kinderopvang in de vier gemeentelijke scholen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 2 september 2024.

Artikel 27 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2007 - artikelen 27, 27 bis en 27 ter.

Advies/argumentatie
Gunstig advies om het huishoudelijk reglement voor-en naschoolse kinderopvang voor de vier gemeentescholen aan te passen door bij paragraaf 2 'ouderbijdragen' te verwijzen naar het nieuwe retributiereglement kinderopvang in de gemeentelijke basisscholen zoals vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 15 juli 2025.

Financiële gevolgen
Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1
Het gewijzigde huishoudelijk reglement voor- en naschoolse kinderopvang in de vier gemeentescholen van Meise wordt vastgesteld zoals aangeduid in de bijgevoegde bijlage 'rood-groenversie', waarbij de rode en doorhaalde tekst geschrapt wordt en de groene tekst toegevoegd wordt.

Artikel 2
Het gecoördineerde reglement wordt bekendgemaakt en treedt in voege overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Gemeentelijke basisscholen - Aanpassing schoolreglement basisonderwijs

MOTIVERING

Feiten en context
Een schoolbestuur moet voor elk van zijn basisscholen een schoolreglement opstellen dat de betrekkingen tussen het schoolbestuur en de ouders en de leerlingen regelt.

Het schoolreglement als dusdanig bevat in principe enkel wat decretaal wordt opgelegd.

Andere, eerder specifieke afspraken worden door het college van burgemeester en schepenen, na overleg in de schoolraad, opgenomen in het afsprakenboekje.

Het schoolreglement gewoon basisonderwijs en het afsprakenboekje worden bij elke inschrijving van een leerling en nadien bij elke wijziging, ter beschikking gesteld (op papier of via een elektronische drager) aan de ouders, die ondertekenen voor akkoord.

Het huidig schoolreglement basisonderwijs dat goedgekeurd werd door de gemeenteraad op 2 september 2024 is aan actualisatie toe wegens nieuwe of gewijzigde regelgeving en de noodzaak om sommige artikelen te verduidelijken en/of te verfijnen.

Een wijziging van het schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.

Juridische gronden
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikelen 40 en 41 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

De gemeenteraadsbeslissing van 2 september 2024 betreffende 'Gemeentelijke basisscholen - aanpassing schoolreglement'.

Advies/argumentatie
Het model schoolreglement van de Onderwijsvereniging van de Steden en Gemeenten dient als basis voor het schoolreglement gewoon basisonderwijs.

De aanpassingen komen tegemoet aan de nieuwe of gewijzigde regelgeving en de noodzaak om sommige artikelen te verduidelijken en/of te verfijnen.

De schoolraad keurde op 10 juni 2025 het schoolreglement basisonderwijs goed.

Financiële gevolgen
Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1
Het bestaande schoolreglement basisonderwijs wordt gewijzigd zoals gemarkeerd in de toegevoegde bijlage 'rood-groen versie'.

Artikel 2
De meer specifieke regels en de afspraken worden door het college van burgemeester en schepenen opgenomen in het afsprakenboekje.

Artikel 3
Het schoolreglement basisonderwijs en het afsprakenboekje worden bij elke inschrijving van een leerling en nadien bij elke wijziging ter beschikking gesteld aan de ouders, die ondertekenen voor akkoord.

Artikel 4
Het gecoördineerde reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 en 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Artikel 5
Het schoolreglement basisonderwijs treedt in werking op 1 september 2025.  Het schoolreglement basisonderwijs zoals vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 2 september 2024 wordt opgeheven bij de inwerkingtreding van dit reglement.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Gemeentelijke basisscholen -  Aanpassing arbeidsreglement

MOTIVERING

Feiten en context
Het schoolbestuur moet voor haar personeel een arbeidsreglement opmaken met daarin een aantal verplichte vermeldingen.

Het arbeidsreglement legt de relatie tussen het schoolbestuur en het personeel vast.

Het huidig arbeidsreglement, vastgesteld door de gemeenteraad op 2 september 2024, is aan actualisatie toe wegens gewijzigde regelgeving en de noodzaak om sommige artikelen te verduidelijken en/of te verfijnen.

Juridische gronden
De wet van 8 april 1965 over de instelling van de arbeidsreglementen.

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikelen 40 en 41 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

Het arbeidsreglement zoals vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van  2 september 2024.

Advies/argumentatie
Het model arbeidsreglement van het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten dient als basis voor het arbeidsreglement van de gemeentelijke basisscholen.

Het protocol van akkoord van het ABOC van 18 juni 2025.

Financiële gevolgen
Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1
Het arbeidsreglement wordt gewijzigd zoals gemarkeerd in de toegevoegde bijlage 'roodgroenversie'.

Artikel 2
Een afschrift van het nieuwe arbeidsreglement te bezorgen aan en voor ontvangst te laten tekenen door de personeelsleden van de gemeentelijke basisscholen.

Artikel 3
Het gecoördineerde reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikelen 285 en 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Artikel 4
Het arbeidsreglement treedt in werking op 1 september 2025.  Het arbeidsreglement, zoals vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 2 september 2024 wordt opgeheven bij de inwerkingtreding van dit reglement.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Aanvaarding van een schenking van kinderstoeltjes en kasten voor GBS Sint-Brixius-Rode

MOTIVERING

Feiten en context
Op 3 juni 2025 ontvingen de uitvoerende diensten de vraag van een administratief medewerker van GBS Rode om ondersteuning te bieden bij het ophalen van enkele kasten in de omgeving van Oudergem, op een uur rijden van de school. Het gaat om 4 grote en 3 kleine kasten met schuifdeuren die geschonken worden door een ouder van een leerling uit de school.

Op 11 juni 2025 maakte de ouderraad van GBS Sint-Brixius-Rode de melding dat ze kinderstoeltjes willen schenken aan GBS Sint-Brixius-Rode. Deze zijn bestemd voor gebruik in de klassen van de kleuterschool met als doel het comfort en welzijn van de leerlingen te bevorderen.

Juridische gronden
Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en latere wijzigingen, in het bijzonder artikelen 40 en 41 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

Advies/argumentatie
Het is een voorbehouden bevoegdheid van de gemeenteraad om schenkingen te aanvaarden.

Financiële gevolgen
Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Enig artikel
De gemeenteraad aanvaardt de schenkingen van kinderstoeltjes en kasten voor GBS Sint-Brixius-Rode.

Met 23 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Sofie Van Assche, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Verplaatsing van de hondenweides in de nabijheid van de begraafplaatsen van Wolvertem en Meise naar aanleiding van klachten - Toegevoegd punt

MOTIVERING

Feiten en context

Begraafplaatsen zijn plaatsen van stilte, herdenking en respect. 

Nabestaanden bezoeken deze locaties om in alle rust hun dierbaren te gedenken. 

Een hondenweide, hoe waardevol ook voor hondeneigenaars, brengt onvermijdelijk geluid, geur en activiteit met zich mee die afbreuk kunnen doen aan die rustige, respectvolle sfeer. 

Hondenweides kunnen belangrijk zijn voor dierenwelzijn en sociaal contact maar ze moeten zorgvuldig worden geplaatst. 

Er zijn volgens ons dan ook voldoende alternatieve locaties waar hondenweides geen directe impact hebben op begraafplaatsen. 

Raadslid Paul Van Doorslaer vraagt om de hondenweides aan de begraafplaatsen van Wolvertem en Meise te verplaatsen naar andere locaties en dit uiterlijk tegen maart 2026.

BESLUIT

Artikel 1

De hondenloopzone langs de A. Van Doorslaerlaan in Meise zal verplaatst worden tegen maart/april 2026.

De hondenloopzone langs de Klepperstraat in Wolverterm zal geëvalueerd worden tegen 1 januari 2026.

Met 23 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Wim Verbeke, Marie Behaeghe, Diana Tierens, Roger Heyvaert, Jozef Emmerechts, Sonja Becq, Thomas Goethals, Paul Van Doorslaer, Jorn Lathouwers, Roel Baudewyns, Ruben Algaba, Dany Geysels, Ilse Spooren, Frédéric Maes, Sonja Maes, Rathi Goovaerts, Ingrid De Bondt, Sofie Van Assche, Viviane Stevens en Karin De Petter)

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Vragenronde - Toegevoegd punt

Paul Van Doorslaer stelt volgende vraag:

Vraag

In samenspraak met wie werd het agendapunt voor het schepencollege van 16 juni 2025 betreffende de opmaak van een herstelvordering van een lagune geagendeerd en wat was de reden hiervoor?

Antwoord

Op deze vraag zal een antwoord vanuit het college volgen.

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Overzicht punten

Zitting 15 07 2025

Eedaflegging financieel directeur

MOTIVERING

Feiten en context

Op de gemeenteraad van 15 juli 2025 werd mevrouw Liesbeth Scheers aangesteld als financieel directeur vanaf 1 september 2025. Het decreet lokaal bestuur bepaalt dat een eed tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad afgelegd dient te worden in handen van de voorzitter.

Juridische gronden

Artikel 163 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen: 'Na hun aanstelling, leggen de algemeen directeur en de financieel directeur tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad de volgende eed af in handen van de voorzitter: “Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen.” Die eedaflegging weigeren staat gelijk aan afstand doen van de aanstelling. Van de eedaflegging of de weigering ervan wordt een proces-verbaal opgemaakt.'

Advies/argumentatie

Liesbeth Scheers dient de eed: "Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen." af te leggen voor haar ambt van financieel directeur in handen van Ilse Spooren, voorzitter van de gemeenteraad tijdens de openbare vergadering.

Financiële gevolgen

Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1

Mevrouw Liesbeth Scheers legt de eed: "Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen" af voor haar ambt van financieel directeur in handen van Ilse Spooren, voorzitter van de gemeenteraad tijdens de openbare vergadering.

Artikel 2

De gemeenteraad neemt akte van de eedaflegging van mevrouw Liesbeth Scheers als financieel directeur.

 

Publicatiedatum: 18/09/2025
Disclaimer

Publicatie LBLOD

De applicatie "Meeting.burger" helpt lokale besturen bij het aanmaken, annoteren en publiceren van agenda's, besluiten en notulen volgens het principe van gelinkte open data.

Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, wordt er een expliciete "bundel" van het document opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker. Deze "bundel" bestaat uit:

Al deze gegevens staan op een aparte publicatie omgeving die beveiligd toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.