Meise

Zitting van 20 03 2023

Van 20.25 uur tot 20.30

Aanwezig:

Virginie De Klippel, voorzitter;

Gerda Van den Brande, burgemeester;

Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Ruben Algaba en Ann Van den Broeck, schepenen;

Roger Heyvaert, Marie Jeanne Thaelemans, Paul Aerts, Roel Anciaux, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Thomas Goethals, Christine De Cubber, Erwin De Clerck, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Roel Baudewyns, Sonia Lathouwers en Peter Carriere, raadsleden;

Caroline De Ridder, algemeen directeur.

Verontschuldigd:

Jacques Wouters, Veerle De Cuyper en Billie Kawende, raadsleden;

 

schepen Ruben Algaba verlaat de vergadering vanaf punt 3.

schepen Ruben Algaba vervoegt de vergadering vanaf punt 6.

 

Overzicht punten

Zitting 20 03 2023

Goedkeuring notulen

BESLUIT

De notulen van de raad voor maatschappelijk welzijn van 20 februari 2023 worden goedgekeurd.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Virginie De Klippel, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Ruben Algaba, Ann Van den Broeck, Roger Heyvaert, Marie Jeanne Thaelemans, Paul Aerts, Roel Anciaux, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Thomas Goethals, Christine De Cubber, Erwin De Clerck, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Roel Baudewyns, Sonia Lathouwers en Peter Carriere)

 

Publicatiedatum: 18/04/2023
Overzicht punten

Zitting 20 03 2023

Vaststelling van de deontologische code voor de lokale mandatarissen

MOTIVERING

Feiten en context

De huidige deontologische code voor mandatarissen werd goedgekeurd in raadszitting van 19 oktober 2020.

Door een wijziging van het decreet over het lokaal bestuur dienen:

- de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn elk een deontologische commissie op te richten;
- de deontologische codes van zowel de gemeenteraad als de raad voor maatschappelijk welzijn regels te bevatten over de deontologische commissie, meer bepaald over de samenstelling, werking en bevoegdheid;
- de deontologische commissie van de gemeenteraad en die van de raad voor maatschappelijk welzijn te bestaan uit minstens één vertegenwoordiger per fractie in de gemeenteraad.

Juridische gronden

De gemeenteraadsbeslissing van 19 oktober 2020 houdende de goedkeuring van de deontologische code voor de lokale mandatarissen.

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, en latere wijzigingen, meer bepaald artikelen 39 en 74.

Het decreet van 3 februari 2023 tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de oprichting van een deontologische commissie bij de gemeenteraad en de districtsraad, zoals verschenen in het Belgisch Staatsblad op 20 februari 2023.

Advies/argumentatie

Door een wijziging van het decreet over het lokaal bestuur moeten vanaf 2 maart 2023 alle lokale besturen die nog geen deontologische commissie hebben er één oprichten. Dat moet zowel in de gemeente als in het OCMW. Lokale besturen die wel al een deontologische commissie hebben, moeten deze conformeren aan de nieuwe bepalingen daarover in het decreet lokaal bestuur.

Financiële gevolgen

Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Dit agendapunt wordt verdaagd naar een volgende raad voor maatschappelijk welzijn.

Met algemene stemmen

 

Publicatiedatum: 18/04/2023
Overzicht punten

Zitting 20 03 2023

Vaststelling van het reglement beeldschermbril bij beeldschermwerk

MOTIVERING

Feiten en context

Met het stijgen van de leeftijd vermindert het accommodatievermogen van de ooglens (= vermogen om in te zoomen). Het wordt dan steeds moeilijker om op korte afstand details scherp te zien. Na verloop van tijd komt een moment waarbij een leesbril (leesafstand +/- 30 cm) noodzakelijk is om goed te kunnen lezen. Na de eerste leesbril kan de behoefte ontstaan aan een aparte brilsterkte voor het werken aan een beeldscherm: de specifieke beeldschermbril (+/- 60 cm). Beeldschermbrillen zijn echt bedoeld voor beeldschermwerkzaamheden en minder geschikt voor algemeen gebruik. Bij de aanschaf van een beeldschermbril voorziet de werkgever in een financiële tussenkomst. De kostprijs van de glazen en (een deel van het montuur) wordt ten laste genomen.

Voor de terugbetaling van andere kosten hieraan gelinkt (montuur bril, remgeld consultatie oogarts, … ) kan – indien het personeelslid voldoet aan de opgelegde toekenningsvoorwaarden – beroep worden gedaan op de GSDV.

Juridische gronden

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikelen 77 en 78 betreffende de bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn.

Het Koninklijk Besluit van 27 augustus 1993 betreffende het werken met beeldschermapparatuur (BS van 7 september 1993, Codex, Titel VI, Hfdst. 2). De inhoud van dit KB is gebaseerd op de Europese richtlijn 90/270/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur. Artikel 4, 1° van dit koninklijk besluit stelt dat: “Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, is de werkgever ertoe gehouden: 1° minstens om de vijf jaar een analyse te maken op het niveau van elke groep van beeldschermwerkposten en op het niveau van het individu om de risico's inzake welzijn te evalueren die voor de werknemers voortvloeien uit het werken met een beeldscherm, met name inzake de eventuele risico's voor het gezichtsvermogen en de problemen van lichamelijke en geestelijke belasting”.

Indien uit het oogonderzoek blijkt dat de werknemer met een gewone leesbril het beeldschermwerk niet goed kan uitvoeren, dan moet de werknemer kunnen beschikken over een speciaal correctiemiddel dat uitsluitend met het werk verband houdt. De kosten van dit speciaal correctiemiddel zijn voor de werkgever. Die bepalingen zijn terug te vinden in artikel 7, 1° en 2° van het KB van 27 augustus 1993: “1° indien uit de bevraging of het ander instrument bedoeld in artikel 4, § 2 blijkt dat er mogelijke gezondheidsproblemen zijn, wordt de betrokken werknemer door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer onderworpen aan een aangepaste gezondheidsbeoordeling; 2° als de resultaten van het oftalmologisch onderzoek het vereisen en indien een normaal correctiemiddel de uitoefening van werk op een beeldscherm niet mogelijk maakt, moet de werknemer beschikken over een speciaal correctiemiddel dat uitsluitend met het betrokken werk verband houdt. De kosten van dit speciale middel vallen ten laste van de werkgever.”

Dit speciaal correctiemiddel maakt geen deel uit van de wetgeving betreffende de persoonlijke beschermingsmiddelen. Inderdaad beeldschermwerk maakt geen deel uit van de activiteiten en arbeidsomstandigheden opgesomd in de wetgeving betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen, meer bepaald het KB van 13 juni 2005 betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (BS van 14 juli 2005, Codex, Titel VIII, Hfdst. 2, annex II).

Advies/argumentatie

Positief advies gezien wettelijke basis/ verplichting.

Financiële gevolgen

Het krediet is voorzien in het exploitatiebudget 2023.

Budgetsleutel

Actie

Beschikbaar budget

AR 62305000

01195

09430

09460

09481

09510

09520

09530

 

 

 

 

€ 955,09

€ 212,24

€ 796,21

€ 150,00

€ 324,77

€ 106,12

€ 4056,80

BESLUIT

Artikel 1

De raad voor maatschappelijk welzijn stelt het reglement beeldschermbril bij beeldschermwerk, zoals toegevoegd in de bijlage, vast.

Artikel 2

Het reglement wordt bekendgemaakt en treedt in voege overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 21 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Virginie De Klippel, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Ann Van den Broeck, Roger Heyvaert, Marie Jeanne Thaelemans, Paul Aerts, Roel Anciaux, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Thomas Goethals, Christine De Cubber, Erwin De Clerck, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Roel Baudewyns, Sonia Lathouwers en Peter Carriere)

 

Publicatiedatum: 18/04/2023
Overzicht punten

Zitting 20 03 2023

Wijziging rechtspositieregeling - Aanpassing aanwervingsvoorwaarden voor de functie van logistiek medewerker

MOTIVERING

Feiten en context

De aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden voor de functie van logistiek medewerker (IFIC barema 8) dienen te worden geactualiseerd.

Juridische gronden

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikelen 77 en 78 betreffende de bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn.

De beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 16 januari 2023, houdende de vaststelling van de rechtspositieregeling van toepassing op de personeelsleden van het woonzorgcentrum, dienstencentrum, home en serviceflats.

De beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 19 april 2021, houdende de delegatie van de bevoegdheid voor het organogram en de personeelsformatie.

De beslissing van het vast bureau van 13 februari 2023 houdende de vaststelling van de personeelsformatie.

De beslissing van het vast bureau van 13 februari 2023 houdende de goedkeuring van het organogram.

Advies/argumentatie

Deze aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden worden aan het syndicaal onderhandelingscomité voorgelegd. De raad voor maatschappelijk welzijn dient de wijzigingen aan de rechtspositieregeling goed te keuren.

Financiële gevolgen

Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1

Goedkeuring te verlenen aan de wijziging van de aanwervingsvoorwaarden en het examenprogramma, zoals opgenomen in bijlage IV van de rechtspositieregeling voor de functie van logistiek medewerker:

Bestaande tekst

Gewijzigde tekst

Aanwervingsvoorwaarden:

        slagen in een aanwervingsexamen;

        houder zijn van een attest logistieke hulp of een VDAB-attest logistiek assistent of een studiegetuigschrift logistiek assistent in ziekenhuizen en zorginstellingen; 

of

        gezins- en bejaardenhelpster zijn, houder van het diploma, brevet of getuigschrift hoger secundair onderwijs of gelijkgesteld, zoals vermeld in bijlage I van huidige rechtspositieregeling;

of

        gezins- en bejaardenhelpster zijn, niet-houder van het diploma, brevet of studiegetuigschrift hoger secundair onderwijs of gelijkgesteld, zoals vermeld in bijlage I van huidige rechtspositieregeling.

Examenprogramma:

1. Praktisch gedeelte (60 punten)

 Work-sample proef: de kandidaat wordt geconfronteerd met één of meerdere stalen van het uitvoerend werk, dat in de beoogde functie aan bod komt.

2. Mondeling gedeelte (40 punten)

 Evaluatie van de overeenstemming van het profiel van de kandidaat met de specifieke vereisten van de functiebeschrijving en het functieprofiel, evenals van zijn motivatie en van zijn interesse voor het werkterrein.

Om geslaagd te zijn, moeten de kandidaten op elk examengedeelte 60% van de punten behalen.

 

Aanwervingsvoorwaarden:

        slagen in een aanwervingsexamen;

        houder zijn van een attest logistieke hulp of een VDAB-attest logistiek assistent of een studiegetuigschrift logistiek assistent in ziekenhuizen en zorginstellingen; 

of

        gezins- en bejaardenhelpster zijn, houder van het diploma, brevet of getuigschrift hoger secundair onderwijs of gelijkgesteld, zoals vermeld in bijlage I van huidige rechtspositieregeling;

of

        gezins- en bejaardenhelpster zijn, niet-houder van het diploma, brevet of studiegetuigschrift hoger secundair onderwijs of gelijkgesteld, zoals vermeld in bijlage I van huidige rechtspositieregeling.

Examenprogramma:

1. Praktisch gedeelte (60 punten)

 Work-sample proef: de kandidaat wordt geconfronteerd met één of meerdere stalen van het uitvoerend werk, dat in de beoogde functie aan bod komt.

2. Mondeling gedeelte (40 punten)

 Evaluatie van de overeenstemming van het profiel van de kandidaat met de specifieke vereisten van de functiebeschrijving en het functieprofiel, evenals van zijn motivatie en van zijn interesse voor het werkterrein.

Om geslaagd te zijn, moeten de kandidaten op elk examengedeelte 60% van de punten behalen.

Met 21 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Virginie De Klippel, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Ann Van den Broeck, Roger Heyvaert, Marie Jeanne Thaelemans, Paul Aerts, Roel Anciaux, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Thomas Goethals, Christine De Cubber, Erwin De Clerck, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Roel Baudewyns, Sonia Lathouwers en Peter Carriere)

 

Publicatiedatum: 18/04/2023
Overzicht punten

Zitting 20 03 2023

Princiepsbeslissing jobstudenten 2023

MOTIVERING

Feiten en context

Dankzij een uitbreiding van het contingent studentenarbeid kan een student in 2023 en 2024 600u per jaar (in plaats van 475u per jaar) worden tewerkgesteld met toepassing van een solidariteitsbijdrage.

FOD WASO stelt dat er een onverenigheid is tussen enerzijds het statuut van student en anderzijds het statuut van werkzoekende wat betekent dat een vrije werkzoekende die ingeschreven is bij de VDAB niet als student kan tewerkgesteld worden.

De RSZ staat wel toe dat studenten die afgestudeerd zijn en nog niet ingeschreven zijn bij de VDAB tijdens de maanden juli, augustus en september vakantiewerk verrichten.

De dienst logistiek/verpleging/verzorging/onderhoud van het woonzorgcentrum, het dienstencentrum en de keuken zal het hele jaar 2023, vooral tijdens het weekend, jobstudenten tewerkstellen.

Tijdens de vakantiemaanden juli, augustus en september 2023 zullen personeelsleden afwezig zijn in het OCMW ingevolge het verlenen van de wettelijke jaarlijkse vakantie.

De jobstudenten worden tewerkgesteld met een studentenovereenkomst.

De weddeschaal moet worden vastgesteld.

Juridische gronden

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikelen 77 en 78 betreffende de bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn.

De wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten - Titel VII: De overeenkomst voor tewerkstelling van studenten.

De arbeidswet van 16 maart 1971.

De wet van 28 juli 2011 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een solidariteitsbijdrage op de tewerkstelling van studenten die niet onderworpen zijn aan het stelsel van de sociale zekerheid.

Het koninklijk besluit van 13 december 2016 tot wijziging van artikel 17 bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels voor wat betreft de studentenarbeid en de flexi-jobs in de horecasector.

Koninklijk besluit van 14 juli 1995 waarbij sommige categorieën studenten uit het toepassingsgebied van Titel VI van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten worden gesloten.

Het koninklijk besluit van 19 december 2022 tot wijziging van artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, BS 27 december 2022.

De beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 16 januari 2023, houdende de vaststelling van de rechtspositieregeling voor de personeelsleden die ressorteren onder het woonzorgcentrum, het dienstencentrum, de serviceflats en het home.

De beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn in zitting van 25 april 2022 houdende vaststelling van de rechtspositieregeling van toepassing op het gemeente- en OCMW personeel.

Het arbeidsreglement zoals vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn in zitting van 20 mei 2019 en aangepast in de raadszittingen van 25 maart 2020, 22 februari 2021, 21 juni 2021, 20 december 2021, 25 april 2022, 21 juni 2022, 25 april 2022 en 16 januari 2023.

De beslissing van het vast bureau van 31 januari 2022 houdende delegatie aanstellingsbevoegdheid jobstudenten.

Advies/argumentatie

Om de continuïteit en de kwaliteit van de dienstverlening te garanderen, is het aangewezen om jobstudenten aan te stellen.

In geval er meerdere kandidaten zijn, worden kandidaten weerhouden op basis van volgende ordeningscriteria:

        positieve beoordeling van een eerdere tewerkstelling bij lokaal bestuur Meise als jobstudent

        leeftijd

        ervaring

        opleiding.

Financiële gevolgen

De financieel directeur dient de financiële haalbaarheid aan te tonen.

BESLUIT

Artikel 1

Voor de dienst logistiek/verzorging/verpleging van het woonzorgcentrum voor 988u jobstudenten in barema 8 (logistiek medewerker) en barema 11 (verzorging) van de IFIC-schalen en barema 14 of 14B (verpleging) van de IFIC-schalen te werk te stellen.

Voor de dienst onderhoud van het woonzorgcentrum voor 494u jobstudenten in barema 4 van de IFIC-schalen te werk te stellen.

Voor het dienstencentrum/polyvalente ruimte voor 670u jobstudenten in de E-schaal aan te stellen.

Voor de keuken voor 335u jobstudenten in de E-schaal aan te stellen.

Voor de cel loonadministratie voor 160u jobstudenten in de D-schaal aan te stellen.

Voor de sociale dienst voor 167,5u jobstudenten in de D-schaal aan te stellen.

Artikel 2

De jobstudenten aan te stellen met de toepassing van de solidariteitsbijdrage. De student een verklaring te laten ondertekenen (verklaring op eer) dat men op het moment van de tewerkstelling als student nog niet is ingeschreven bij de VDAB alsook dat men door het uitvoeren van de job de opgelegde maximumprestaties als jobstudent van 600 uur niet zal overschrijden.

Artikel 3

De minimumleeftijd en voorwaarden worden als volgt vastgesteld:

        onderhoud/logistiek: 17 jaar zijn of worden in het jaar van tewerkstelling;

        keuken: 18 jaar zijn of worden in het jaar van tewerkstelling;

        dienstencentrum/polyvalente ruimte: 18 jaar zijn of worden in het jaar van tewerkstelling;

        verpleging / verzorging: 18 jaar zijn of worden in het jaar van tewerkstelling, studierichting personenzorg, bejaardenhulp of verpleegkundige.

Artikel 4

De bezoldiging wordt voor de jobstudenten vastgesteld op basis van de door de raad voor maatschappelijk welzijn vastgestelde barema's zoals voorzien in de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel en zoals hieronder opgenomen:

De jobstudenten tewerkgesteld in de keuken en het dienstencentrum ontvangen een loon volgens schaalnummer E1 met 0 jaren geldelijke anciënniteit, zonder haard- of standplaatsvergoeding.

De jobstudenten tewerkgesteld voor het onderhoud ontvangen een loon volgens IFIC barema 4 met 0 jaren geldelijke anciënniteit, zonder haard- of standplaatsvergoeding.

De jobstudenten tewerkgesteld als verzorgende ontvangen een loon volgens IFIC barema 11 met 0 jaren geldelijke anciënniteit, zonder haard- of standplaatsvergoeding.

De jobstudenten tewerkgesteld als verpleging ontvangen een loon volgens IFIC barema 14 of 14B met 0 jaren geldelijke anciënniteit, zonder haard- of standplaatsvergoeding.

De jobstudenten tewerkgesteld als logistiek medewerker ontvangen een loon volgens IFIC barema 8 met 0 jaren geldelijke anciënniteit, zonder haard- of standplaatsvergoeding.

De jobstudenten tewerkgesteld als bediende, ontvangen een loon volgens schaalnummer D1 met 0 jaren geldelijke anciënniteit, zonder haard- of standplaatsvergoeding.

Jobstudenten die onregelmatige prestaties verrichten, krijgen hiervoor de toeslagen betaald zoals beschreven in de rechtspositieregeling op hen van toepassing.

Deze bedragen dienen gekoppeld te worden aan spilindex 138,01.

Deze vergoedingen zullen automatisch aangepast worden aan de weddeschaalherzieningen en indexaanpassingen, zoals deze van toepassing zijn voor het overheidspersoneel.

Jobstudenten ontvangen eveneens een fietsvergoeding per afgelegde kilometer wanneer hij/zij de afstand volledig of gedeeltelijk aflegt met de fiets.

Het bedrag van de fietsvergoeding is gelijk aan het maximum bedrag per kilometer dat op grond van de fiscale wetgeving en sociale zekerheidswetgeving is vrijgesteld van belasting en sociale bijdragen.

Artikel 5

De individuele aanstelling van de jobstudenten zal gebeuren door de algemeen directeur.

In geval er meerdere kandidaten zijn, worden kandidaten weerhouden op basis van volgende ordeningscriteria:

        positieve beoordeling van een eerdere tewerkstelling bij lokaal bestuur Meise als jobstudent

        leeftijd

        ervaring

        opleiding.

Artikel 6

Een oproep zal gebeuren door een bericht omhoog te hangen in de verschillende locaties en door publicatie van een artikel op de sociale media van lokaal bestuur Meise, op intranet en op de website.

Met 21 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Virginie De Klippel, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Ann Van den Broeck, Roger Heyvaert, Marie Jeanne Thaelemans, Paul Aerts, Roel Anciaux, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Thomas Goethals, Christine De Cubber, Erwin De Clerck, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Roel Baudewyns, Sonia Lathouwers en Peter Carriere)

 

Publicatiedatum: 18/04/2023
Overzicht punten

Zitting 20 03 2023

Indexatie leefgeld LOI 2023

MOTIVERING

Feiten en context

Asielzoekers hebben volgens de asielwet recht op opvang en materiële hulpverlening. Meise telt actueel acht plaatsen binnen het Lokaal Opvanginitiatief voor alleenstaande mannen. Al deze plaatsen zijn volzet.

Op dit moment ontvangen de LOI'ers wekelijks € 61,00 leefgeld om in te staan voor hun basisbehoeften.  Op het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst d.d. 29 maart 2017 werd het leefgeld van € 60,00 per week verhoogd naar € 61,00 per week met ingang vanaf 1 januari 2017.

Fedasil communiceerde op 9 januari 2023 dat de minimum en maximum bedragen van het wekelijks leefgeld verhoogd worden met ingang vanaf 1 januari 2023.

Er wordt voorgesteld om het wekelijks leefgeld te verhogen naar € 67,00. Het wekelijks leefgeld zal met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 verhoogd worden van € 61,00 naar € 67,00 voor alle bewoners die op dat moment nog in het Lokaal Opvanginitiatief vertoeven en legaal in het land verblijven. 

Het Bijzonder Comité voor de Sociale dienst heeft positief advies verleend om het wekelijks leefgeld voor elke bewoner van het Lokaal Opvanginitiatief te verhogen naar € 67,00 in zitting van 24 januari 2023.

Juridische gronden

De Organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn en latere wijzigingen.

De wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn en alle daaropvolgende wijzigingen.

De wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn en alle daaropvolgende wijzigingen.

De wet van 12 januari 1993 houdende het urgentieprogramma voor een meer solidaire samenleving en alle daaropvolgende wijzigingen.

De wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen.  

De omzendbrief van Fedasil van 9 januari 2023 betreffende de indexering van het leefgeld.

De beslissing van het Bijzonder Comité voor de Sociale dienst van 24 januari 2023.

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, in het bijzonder artikelen 77 en 78 betreffende de bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn.

Financiële gevolgen

Het OCMW krijgt een dagbedrag per opvangplek via Fedasil. Deze subsidie dekt de kost inzake opvang, basisbehoeften en personeelsomkadering.

Het krediet is voorzien in het budget 2023.

Budgetsleutel

Actie

Beschikbaar budget

09030/64810000

Leefgeld LOI

€ 26.929,21

BESLUIT

Artikel 1

Akkoord te gaan met de verhoging van de bedragen van het wekelijks leefgeld voor de bewoners van het Lokaal Opvanginitiatief naar € 67,00 met ingang van 1 januari 2023.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Virginie De Klippel, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Ruben Algaba, Ann Van den Broeck, Roger Heyvaert, Marie Jeanne Thaelemans, Paul Aerts, Roel Anciaux, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Thomas Goethals, Christine De Cubber, Erwin De Clerck, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Roel Baudewyns, Sonia Lathouwers en Peter Carriere)

 

Publicatiedatum: 18/04/2023
Overzicht punten

Zitting 20 03 2023

Goedkeuring van de aanpassingen aan het reglement klachtenbehandeling

MOTIVERING

Feiten en context

Een kwaliteitsvol klachtenmanagement is een essentieel onderdeel van elke bestuursorganisatie.

De burger als klant moet een goede en betrouwbare dienstverlening kunnen krijgen.

Burgers verwachten dat eventuele vragen en bezwaren die ze formuleren correct en deskundig onderzocht en behandeld worden binnen een redelijke termijn.

De respectievelijke raden dienen een systeem van klachtenbehandeling te organiseren.

Er werd reeds een geïntegreerd klachtenreglement, waarbij een gezamenlijk systeem van klachtenbehandeling georganiseerd wordt, vastgesteld op de respectievelijke raden van 16 december 2019. Dit geïntegreerd reglement ging in op 1 januari 2020.

Daarnaast werd er ook een gezamenlijke klachtencoördinator aangesteld.

Het systeem van klachtenbehandeling wordt georganiseerd op ambtelijk niveau, maximaal onafhankelijk van de diensten waarop de klachten betrekking hebben.

Door een aantal wijzigingen die werden doorgevoerd in het organogram, dient dit geïntegreerd klachtenreglement geactualiseerd te worden.

Juridische gronden

De artikelen 302 en 303 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen.

De omzendbrief BA 1999/10 van 10 november 1999 inzake de behandeling van vragen, klachten en bezwaren.

Het geïntegreerde klachtenreglement zoals goedgekeurd op de respectievelijke raden van 16 december 2019.

Advies/argumentatie

Gunstig advies.

Financiële gevolgen

Geen financiële gevolgen.

BESLUIT

Artikel 1

Artikelen 2, 5 en 10 van het reglement klachtenbehandeling worden als volgt gewijzigd:

Artikel 2

Bestaande tekst

Gewijzigde tekst

Artikel 2: Definities: §1. Een "klacht" wordt gedefinieerd als de uiting van ontevredenheid van een burger of gebruiker over het (niet-) optreden van de gemeentelijke/ OCMW-diensten.

 

 

 

 

Een handeling van een persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de gemeente/ het OCMW, wordt beschouwd als een handeling van de gemeente/ het OCMW.

 

§1. Een "klacht" wordt gedefinieerd als de uiting van ontevredenheid van een burger of gebruiker over het (niet-) optreden van de gemeentelijke/ OCMW-diensten.

Klachten aangaande de gemeentelijke basisscholen vallen niet onder dit reglement, aangezien ze worden opgevolgd en afgehandeld via de modaliteiten bepaald in het goedgekeurde schoolreglement en de specifieke afspraken vermeld in de individuele informatiebrochure (per school).

Een handeling van een persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de gemeente/ het OCMW, wordt beschouwd als een handeling van de gemeente/ het OCMW. 

 

Artikel 5: Centraal klachtenmeldpunt:

Het OCMW en de gemeente richten een centraal klachtenmeldpunt in onder de coördinatie van de klachtencoördinator.

De burger kan een klacht doorgeven op dit centraal klachtenmeldpunt. 

Klachten worden genoteerd in het centraal klachtenregister en worden dan via de klachtenprocedure behandeld.

De bestuurssecretaris wordt belast met de taak van klachtencoördinator. De klachten worden geregistreerd door de klachtencoördinator, tenzij de klacht betrekking heeft op de bestuurssecretaris zelf.

 

 

 

 

 

Hierbij dienen alle relevante gegevens te worden opgenomen (datum ontvangst klacht, identificatie klachtindiener, omschrijving klacht, ontvankelijkheid, beoordeling klacht, ondernomen of te nemen maatregelen).

Elk personeelslid die een klacht heeft ontvangen, bezorgt deze onmiddellijk aan de klachtencoördinator. Elke medewerker van de gemeente of het OCMW die zelf een klacht heeft over het (niet-)optreden van gemeentelijke of OCMW-diensten, kan deze eveneens bezorgen aan de klachtencoördinator.

 

Artikel 5: Centraal klachtenmeldpunt:

Het OCMW en de gemeente richten een centraal klachtenmeldpunt in onder de coördinatie van de klachtencoördinator.

De burger kan een klacht doorgeven op dit centraal klachtenmeldpunt.

Klachten worden genoteerd in het centraal klachtenregister en worden dan via de klachtenprocedure behandeld.

De bestuurssecretarisbeleidsmedewerker organisatiebeheersing en welzijn op het werk wordt belast met de taak van klachtencoördinator. De klachten worden geregistreerd door de klachtencoördinator, tenzij de klacht betrekking heeft op de bestuurssecretairsbeleidsmedewerker organisatiebeheersing en welzijn op het werk zelf.

Als back up voor opvolging en afhandeling van klachten en meldingen wordt de beleidsmedewerker - coördinator operationele diensten en onderwijs aangeduid.

Hierbij dienen alle relevante gegevens te worden opgenomen (datum ontvangst klacht, identificatie klachtindiener, omschrijving klacht, ontvankelijkheid, beoordeling klacht, ondernomen of te nemen maatregelen).

Elk personeelslid die een klacht heeft ontvangen, bezorgt deze onmiddellijk aan de klachtencoördinator. Elke medewerker van de gemeente of het OCMW die zelf een klacht heeft over het (niet-)optreden van gemeentelijke of OCMW-diensten, kan deze eveneens bezorgen aan de klachtencoördinator.

 

Artikel 10: Registratie afwerken

Om een klacht af te sluiten, kan ze in het registratiesysteem op volgende manieren worden gecatalogeerd:

        Gegrond: de gedraging van de gemeente/ het OCMW is in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. De klachtindiener heeft gelijk.

        Deels gegrond, deels ongegrond: zowel gemeente/ het OCMW als klachtindiener waren deels in fout.

        Ongegrond: de gemeentelijke/ OCMW-diensten hebben geen fouten begaan.

        Onontvankelijk: de klacht was niet ontvankelijk

 

Artikel 10: Registratie afwerken

Om een klacht af te sluiten, kan ze in het registratiesysteem op volgende manieren worden gecatalogeerd: 

        Gegrond: de gedraging van de gemeente/ het OCMW is in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. De klachtindiener heeft gelijk.

        Deels gegrond, deels ongegrond: zowel gemeente/ het OCMW als klachtindiener waren deels in fout.

        Ongegrond: de gemeentelijke/ OCMW-diensten hebben geen fouten begaan.

        Onontvankelijk: de klacht was niet ontvankelijk omdat ze niet voldeed aan de vormvereisten.

 

 

Artikel 2

Het gecoördineerde reglement, zoals toegevoegd in bijlage, wordt bekendgemaakt en treedt in voege overeenkomstig artikelen 285 tot en met 288 van het decreet lokaal bestuur en wordt bekendgemaakt aan de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330, 1ste lid van het decreet lokaal bestuur.

Met 22 stemmen voor (Gerda Van den Brande, Virginie De Klippel, Jonathan De Valck, Tom Heyvaert, Jorn Lathouwers, Ruben Algaba, Ann Van den Broeck, Roger Heyvaert, Marie Jeanne Thaelemans, Paul Aerts, Roel Anciaux, Sonja Becq, Emiel De Boeck, Thomas Goethals, Christine De Cubber, Erwin De Clerck, Diana Tierens, Charlotte Meulemeester, Karine Métens, Roel Baudewyns, Sonia Lathouwers en Peter Carriere)

 

Publicatiedatum: 18/04/2023